Handenarbeid

In ons dagelijkse leven zijn onze handen onze belangrijkste werktuigen. Wanneer we paardrijden echter geven ons gewicht en onze benen aan ons paard door wat we van hem verwachten. Hoe je de dwangmatigheid om je handen te gebruiken kunt afleren?

 

Anders dan gewichtshulpen en beenhulpen, hebben teugelhulpen tijdens het rijden een ondergeschikte rol. Ze dienen alleen voor de finishing touch, om de puntjes op de 'i' te zetten. Ze dienen als ondersteuning, om een verbinding te maken met de paardenmond. Hoe lang of kort moet ene teugel zijn om optimaal contact te maken? En hoe hoog of hoe laag moeten de teugels worden vastgehouden? Voor teugelgebruik gelden een aantal vuistregels. Zo staat in veel handboeken te lezen dat 'als de ruiter op zijn paard zit, zijn bovenarmen losjes naar beneden moeten hangen, maar dat zijn ellebogen in een rechte hoek tegen de heupen moeten liggen. De handen dienen een handbreedte boven de schoft te liggen'. Dat klinkt eenvoudig, maar iedereen weet dat deze basishouding voor de beginnende ruiter een enorme opgave is, kun je de juiste lichaamshouding aannemen. Want wie herinnert zich niet die neiging om teveel met je handen te doen?

 

De teugels mogen niet worden gedraaid. Ze dienen even lang te zijn en moeten tussen de pink en de ringvinger worden opgepakt. Vervolgens lopen de leidsels over de palm van je hand naar je wijsvinger toe, waarbij de aan elkaar vastgemaakte uiteinden naar rechts, onder de teugels, naar beneden hangen. Je handen dien je dicht bij elkaar te houden. Je legt je duim als een soort afdakje op je wijsvinger. Oefen niet teveel druk uit! Een beetje druk is al voldoende om het wegglijdden van de teugels te voorkomen. Dit is heel belangrijk, want als de teugels steeds uit je handen glijden, concentreer je je niet meer op je paard. En hij zal daar dankbaar gebruik van maken! Om een soepele verbinding met de paardenmond te waarborgen, moet je op de volgende dingen letten: zet je beide vuisten rechtop en wel zo hoog dat je onderarm, de teugels en de mond van je paard een rechte lijn vormen, waarbij de teugels dus niet mag doorhangen. Heb je de juiste houding te pakken? Geef dan met je gewicht en benen aan dat je paard mag gaan lopen.

 

Wat zou het toch mooi zijn als paardrijden zo simpel was. Paardrijden omvat echter nog veel meer. Zo bestaat het werken met paarden uit 'ophoudingen'. Een hele ophouding betekent dat het paard moet opletten. De halve ophouding geef je aan door een kort, toenemend insluiten van je paard met je gewichts-, been- en teugelhulpen. Is het paard (weer) helemaal bij de les? Dan geef je na met de teugel. Ophoudingen zijn, met het oog op de teugelhulpen, altijd een gevolg van aannemen en nageven. Om de teugels aan te kunnen nemen, knijp je je vuist zachtjes iets toe, alsof je een spons uitknijpt. Let op dat je niet te hard aan de teugels trekt. Belangrijk hierbij is de inzet van je ellebogen, die je iets naar achteren beweegt, alsof je een elastiekje uitrekt