Rassen

Paarden zijn niet allemaal hetzelfde: er zijn kleine, gedrongen paarden en hoge, slanke paarden. Ze zijn dan ook onder te verdelen in grote families of paardenrassen. Deze rassen zijn meestal het resultaat van eeuwenlang, doelbewuste fokkerij, maar er bestaan ook halfwilde rassen die op een natuurlijke wijze in stand gebleven zijn. De paardenrassen vormen grofweg zeven groepen: Arabier, Engelse volbloed, warmbloed, draver, koudbloed en pony

Een bodemvast ras is een ras dat zich op een bepaalde plaats kan handhaven zonder te degeneren en daarvoor geen verdere toevoer van vreemd bloed of bloed uit het land van oorsprong nodig heeft, voorbeeld de Shetland pony

Trekvaste paarden zijn werk- en tuigpaarden die de bouw, de spieren en het uithoudingsvermogen hebben die geschikt zijn voor het trekken van zware lasten, voorbeeld het Nederlandse koudbloed

Er zijn volbloed-, halfbloed- en Anglo-Arabieren. De Arabische volbloed is de enige 'echte' volbloed, omdat dit ras al eeuwenlang zuiver is gehouden. Toch wordt ook de Engelse volbloed als zuiver beschouwd omdat dit ras direct afstamt van de Arabische lijnen. Anglo-Arabieren zijn de producten van een kruising tussen Engelse en Arabische volbloeds

Het koudbloedpaard stamt af van het zwaargebouwde paard dat in de wouden van Midden-Europa leefde. Koudbloedpaarden zijn meestal zware werkpaarden die met name geschikt zijn voor trekarbeid

De term warmbloed geeft aan dat een paard oosters bloed in zijn stamboem heeft. De toevoeging van Arabische bloed heet veredelen. De Tarpan en het Przewalskipaard worden beschouwd als de oorspronkelijke voorouders van de oosterse paardenrassen

Alle paarden met een stokmaat van minder dan of gelijk aan 1,48 meter behoren tot de pony's. E-pony's zijn eigenlijk kleine paarden met een stokmaat hoger dan 1,48 meter en maximaal 1,569 meter. Vergeleken met hun hoogte hebben pony's meestal een diepere romp. Ook bewegen ze zich anders. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat hun benen verhoudingsgewijs korter zijn dan die van paarden. Pony's worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

A: pony's met een stokmaat tot 1,17 meter

B: pony's met een stokmaat van 1,17 tot 1,27 meter

C: pony's met een stokmaat van 1,27 tot 1,37 meter

D: pony's met een stokmaat van 1,37 t/m 1,48 meter

E: pony's/kleine paarden met een stokmaat van 1,481 tot 1,569 meter

Tot het rijpaardtype behoren paarden die door hun bouw en bewegingen geschikt zijn om te berijden. De gangen moeten ruim, correct en vierkant zijn met een goede stuwing vanuit de achterhand. Behalve de stap en draf moet vooral de galop goed ontwikkeld zijn

Kenmerkend voor het tuigpaardtype zijn de rechtop gestelde hals, de minder ontwikkelde schoft en de knieactie tijdens de draf. De draf is de belangrijkste gangen en deze moet ruim, krachtig en verheven zijn

Hoewel springpaarden onder het rijpaardtype vallen, moeten ze aan een aantal voorwaarden voldoen. De rug is heel belangrijk. Deze dient kort en sterk te zijn. Een paard met een lange rug zal minder goed kunnen springen. Verder zijn sterke pijpen en natuurlijk het spronggewricht van wezenlijk belang

Een stoeterij is een plaats waar hengsten en/of merries bijeen zijn gebracht om door een goede teeltkeuze tot instandhouding of verbetering van een ras te komen. Een aantal paardenrassen is naar de desbetreffende stoeterij vernoemd

Een stamboek is een dossier waarin de stammen van een ras en de daaruit geboren producten worden geregistreerd. Tijdens de stamboekkeuringen worden paarden aan de hand voorgebracht voor een jury. Dit aan de hand geleiden van een paard noemen we monsteren

Monsteren is het aan de hand voorbrengen van een paard. Degene die het paard monstert, is de monsterknecht. Monsteren gebeurt niet alleen bij stamboekkeuringen. Ook bij een eventuele verkoop moet het paard gemonsterd worden, zodat de mogelijke koper het paard en zijn gangen van alle kanten kan bekijken. Het paard moet ook gemonsterd worden als het kreupel loopt en de dierenarts wil nagaan wat de oorzaak van de kreupelheid is

Het voorbrengen gebeurt met een halster of een trenshoofdsel. Een trenshoofdstel zonder neusriem is hiervoor het geschikst. Als het paard stilstaat, moet het vierkant staan en zijn hoofd in een natuurlijk houding dragen

Het profiel van een paardenhoofd is vaak kenmerkend voor een bepaald ras. Er worden drie profielen onderscheiden: een concaaf profiel, dat wil zeggen een holle profiellijn, een recht profiel en een ramsneus, wat duidt op een bol profiel

concaaf profiel ramsneus

Om de hoogte van een paard te meten is een maatstok nodig. Hiermee wordt de afstand gemeten van de grond tot het hoogste punt van de schoft. Deze afstand noemen we de stokmaat. Bij het meten hiervan moet het paard op een vlakke bodem en op vier benen staan, dat wil zeggen: het moet vierkant staan