Betrouwbaar, moedig & cool

De verkeersneuroticus: Wil jij met je paard de openbare weg op? Dan is het verstandig hem eerst rustig te laten wennen aan de 'spannende elementen' die hij onderweg kan tegenkomen. Denk hierbij aan ronkende motoren, passerende auto's of claxons. Vraag een vriend of vriendin om met een auto met draaiende motor in de wei of rijbak  te gaan staan. Loop vervolgens met je paard (dus ga er nog niet op zitten) rustig maar toch doelbewust naar de auto toe. Voordat je paard verkrampt, geef je de bestuurder van de auto het teken om rustig van het paard weg te rijden. Loop een stukje achter het voertuig, hou halt en laat de auto dan langzaam verder rijden. Het is heel belangrijk dat je, wanneer je paard naar de auto kijkt, de teugels wat laat vieren. Oefen geen druk uit op de paardenmond! Zodra je paard de andere kant op kijkt, kun je de teugels weer aannemen. Dwing je paard zo om zijn aandacht weer op de auto te richten. Herhaal de oefening een aantal keer, waarbij je iedere keer iets dichter naar de auto toeloopt, voordat deze rustig wegrijdt. De volgende stap is om de auto naar jou toe te laten rijden. Voordat je paard zenuwachtig wordt, geef je de bestuurder het teken om te keren en bij het paard vandaan te rijden. Laat je paard de auto nakijken en volg het voertuig vervolgens een stukje. Door deze oefening denkt het paard dat hij de auto heeft verdreven. En daarmee wordt het voertuig ongevaarlijk. Herhaal deze oefening met verschillende voertuigen die vanuit verschillende richtingen komen. Daarna is het tijd om dit langs een secundaire weg, met veel ruimte aan de zijkant (zoals een weiland) uit te proberen. Elke keer als er een auto passeert, laat je het paard het voertuig met zijn ogen volgen en loop je er een stukje achteraan. Begin met een grote afstand tot de weg, die je langzaamaan steeds kleiner maakt.

Het waterschuwe paard: Wil je je paard van zijn watervrees afhelpen? Dan is deze oefening geschikt. Belangrijk is wel dat je - als je met je paard een beek inloopt - in geen geval voorop loopt. In geval van angst kan je paard jou namelijk omver lopen, met alle gevolgen van dien. Voor je met je paard het water in kunt gaan, moet je hem op ieder moment en met elk gewenst lichaamsdeel de door jou gewenste kant op kunnen sturen. Zorg dat jij de controle hebt. Hoe je dit bereikt? Door grondwerk te doen. Heb je de bewegingen van je paard onder controle? Oefen dan eerst met een blauw, natgespoten zeiltje waar hij overheen moet lopen en bouw dit vervolgens op. Beloon je paard iedere keer als hij de 'sloot' heeft overgestoken. Ook handig: paarden zijn kuddedieren. Ze vertrouwen hun soortgenoten meer dan ons mensen. Neem daarom een 'watervrij' paard mee als je voor het eerst een beekje oversteekt, waarschijnlijk loopt jouw paard hier zo achteraan.

De snelheidsmaniak: Heeft jouw paard altijd de neiging om sneller te lopen dan jij eigenlijk wilt? Dan heb je wellicht iets aan deze tips. Veel ruiters maken de fout om de druk van hun kuiten weg te nemen zodra het paard sneller gaat lopen, volgens Bernd Hackl. Zo leert het paard om tempo te maken zodra de druk afneemt. Om dit soort 'snelle' paarden weer in bedwang te krijgen, zet de paardentrainer ze op de volte. Hackl maakt gebruik van de binnenteugel en geeft kleine schopjes met het binnenbeen, net zolang tot het paard naar binnen buigt. Dan geeft hij teugel en laat hij het paard zich voor- en neerwaarts strekken. Als het paard hier gemakkelijk op reageert houdt Hackl het paard gebogen en geeft hij een lichte impuls met de buitenteugel. Zodra het paard nageeflijk is, houdt de impuls op. Als het paard goed op de hulpen reageert, laat Hackl hem overgaan in galop. Zodra het paard (weer) de neiging heeft om sneller te gaan lopen, drijft hij het hele lichaam met beide kuiten naar het bit toe en eist hij een laterale  en verticale beweging. Zo wordt de galop vermoeiend voor het paard. Zodra het paard weer terug neemt, houdt de druk op. Als het paard sneller gaat, neemt hij opnieuw de teugels aan en drijft hij het paard met zijn kuiten naar het bit toe.

Luiaard: Voor je in de manege je paard tot meer actie motiveert, moet je een paar dingen weten die misschien de oorzaak kunnen zijn van zijn gedrag. Om te beginnen moet de manier waarop het paard gehouden wordt kloppen. Want onafhankelijk of het paard in een gewone stal, een loopstal of in een open stal staat, hijmoet een tevreden indruk maken. Stress van bijvoorbeeld een storende stalbuurman moet worden voorkomen. Ook de algemene gezondheidstoestand zou je door een dierenarts en/of kraker (chiropractor) moeten laten checken. Als het die bijvoorbeeld problemen met zijn tanden of een andere blokkade heeft, zou dat al de oorzaak kunnen zijn van de schijnbare luiheid. Een andere oorzaak voor sloomheid kan een te eenzijdige training zijn. Paarden die uitsluitend in de binnen- en buitenmanege worden gereden, missen vaak de uitdaging en kunnen dan boos worden. Het is daarom aan te raden om regelmatig een buitenritje te maken en ook meer afwisseling in het werk in de manege aan te brengen. Als het paard dan nog niet actiever wordt, neem je een zweep om je hulpen te versterken. Het paard loopt in de bak in een viertakt. Het belangrijk om de fases van de voor- en achterhand te begrijpen: wanneer is welk been voor? Daar kun je achter komen door de voorbenen van het voor je lopende paard te observeren. Bij de achterbenen vraag je de hulp van een vriend die je vertelt welk been op welke moment naar voren gaat. Drijf met je been op hetzelfde moment dat het gelijke achterbeen naar voren gaat. Dus met je rechterbeen als het rechterbeen naar voren komt. Om dit te versterken, kun je je paard lichtjes aanraken op zijn achterkant. Zodra hij actiever loopt, stop je de been- en zweephulpen. Als het paard weer terugvalt in het oude tempo, drijf je opnieuw aan zoals boven beschreven.

De vreetzak: Als je niet wilt dat je paard - terwijl jij hem berijdt - zijn hoofd steeds in het gras steekt om te gaan eten, probeer dan niet zijn hoofd aan de teugels omhoog te trekken. Je paard mag in geen geval het idee krijgen dat jij het hem verbiedt. Bied hem in plaats daarvan iets anders aan en nodig het paard uit om door te lopen. Daarbij moet het paard noodgedwongen zijn hoofd een beetje opheffen. Als je paard niet op je beenhulp reageert, duw hem dan met de teugels zijwaarts in de juiste richting, echter zonder aan de teugels te trekken. Rijd vervolgens naar een andere grasplek en laat hem daar grazen. Na een tijdje verzoek je hem weer om door te lopen en laat je hem op een verder verwijderd stuk gras grazen. Beetje bij beetje vergroot je zo de afstand tussen de plekken waar hij wel mag grazen. Zo leert je paard dat hij moet wachten tot hij toestemming van jou krijgt.

De zenuwlijder: Vraag je paard vanaf de grond om te blijven staan. Als hij zijn hoeven beweegt loop dan in een cirkel van ongeveer twee of drie meter om je paard heen. Je kunt het paard daarbij uitnodigen voor de voorhand of achterhand te wijken of om voor of terug te stappen. Zodra hij blijft staan, laat je de druk varen. Als hij zijn hoeven beweegt, laat je hem opnieuw een paar passen lopen. Op een bepaald moment begrijpt je paar dat stil blijven staan veel prettiger is. Oefen dit op verschillende plekken zodat je paard overal ook daadwerkelijk leert te blijven staan. Als deze oefening vanaf de grond goed lukt, zadel je het paard en stijg je langzaam op. Zodra je zit, stap je weer van het paard af. Loop achteruit, verwijder je van het paard en blijf op een afstand van twee tot drie meter staan. Als het paard je achternakomt, aai je hem. Herhaal het opstijgen en afstappen en blijf elke keer net wat langer in het zadel zitten.

Maak jouw eigen website met JouwWeb