Hoefbevangenheid 2

Hoefbevangenheid is een ziekte van de verbindingslaag tussen het hoornkapsel van de hoef en het onderliggende hoefbeen. Deze verbinding bestaat uit vele, fijne vertakte hoornwand lamellen en een hoeflederhuid. Deze lagen haken in elkaar en functioneren als een klittenbandsluiting. Bij hoefbevangenheid wordt de weefselstructuur vanwege een slechte doorbloeding vernietigd. Het gevolg - en niet de oorzaak zoals lang werd aangenomen - is een ontsteking in de lederhuid van de hoef, die tussen de lamellenlaag en het hoefbeen ligt. Deze zwelt op en geeft bloedserum af. Er ontstaat een pijnlijke druk, omdat de zwelling en de vloeistof in het vast hoornkapsel geen kant op kunnen. Beiden drukken op het omliggende weefsel en zoeken een uitweg door de verbinding tussen de hoef en het hoefbeen uit te rekken. Vaak is ook de kroonrand gezwollen. Als deze acute ontsteking langer dan twee dagen aanhoudt, ontstaat al snel een chronische hoefbevangenheid. Het hoefbeen komt steeds verder los van de hoefwand. Er ontstaat een hoefbeenverzakking of hoefbeenrotatie, veelal een combinatie van beiden. Bij de hoefbeenrotatie wordt door de draaikracht van de diepe buigpees het hoefbeen in het hoefgewricht uit de verzwakte verankering aan de tenenwand getrokken. De lamellenlaag kan deze trekkracht niet meer aan. Het hoefbeen roteert en zijn punt oefent steeds meer druk uit op de zool. Bij een hoefverzakking daarentegen, zakt het hoefbeen naar beneden waardoor de afstand tot de hoornwand groter wordt. De zool wordt sterk gekneusd, de welving van de zool neemt steeds verder af. Bovendien wordt het hoefgewricht erbij betrokken, omdat de bewegingsvrijheid bij het neerzetten van de hoef door het verzakken van het hoefbeen steeds minder wordt. Het gewrichtskapsel en de ligamenten raken gekneusd. In het ergste geval komt het tot een zoolbreuk waardoor het hoefbeen door de zool heen dringt. Of het hoefbeen wordt compleet afgescheurd van de hoornkapsel waardoor het paard 'ontschoent'. Daarbij laat het hele hoefhoorn langs de kroonrand los.

Meestal zijn de voorhoeven aangetast, de achterhoeven vertonen minder vaak problemen. Bij een lichte vorm van hoefbevangenheid ontlast het paard zijn benen meestal om de beurt. Bij sterkere pijn vertonen paarden de typische houding waarbij de achterbenen onder het lichaam worden geplaatst, de rug naar boven welft en de voorbenen naar voren wordt gezet. Het paard probeert op die manier de belasting met de verzenen en de hoefballen op te vangen in plaats van op de pijnlijke zool en voorteen te staan. Echter, als het paard dergelijke symptomen laat zien, is de ziekte al in een vergevorderd stadium. Meestal worden de eerste tekenen over het hoofd gezien. De hoeven koelen tijdelijk af vanwege slechte doorbloeding waarna de hoeven door de ontstoken hoeflederhuid warmer worden en de kroonrand opzwelt. Bij acute hoefbevangenheid zijn vaak de ademhaling, de hartslag en de temperatuur van het paard verhoogd, het paard heeft drukgevoelige hoeven en het komt tot een pulsatie (kloppen) van de bloedvaten in de kootholte. Vaak zweten en trollen deze paarden van de pijn. Het zieke paard is duidelijk kreupel en vooral wendingen op harde ondergrond kosten moeite. Als de pijn te sterk is, gaat het dier steeds vaker liggen. Bij chronische hoefbevangenheid is de algehele conditie van het paard normaal, maar het paard loopt stram en belast bij het lopen vooral de achterzijde van de hoef. De hoef vervormt, omdat de bloedtoevoer rondom de tenen minder goed is. Vervolgens groeit het hoorn aan de achterzijde van de hoef, bij de verzenen, sneller dan aan de voorkant van de hoef. Op die manier ontstaat de typische 'knolhoef': het erachter groeiende hoorn schuift naar voren. Daardoor ontstaan ook de voor hoefbevangenheid klassieke ringen in de hoef, die aan de achterkant naar onder aflopen. Bovendien is de witte lijn veel breder, de zool is naar voren gewelfd en de hoornkwaliteit is in zijn geheel slecht.

De meest voorkomende oorzaken zijn fouten in de voeding, maar ook stofwisselingsziekten (Metabolisch Syndroom of Ziekte van Cushing) en medicijnen kunnen hoefbevangenheid veroorzaken. Vaak vertoont het paard helemaal geen symptomen van een acute hoefbevangenheid, maar verloopt de ziekte sluipend. Bij voeding als oorzaak is de darmflora verstoord. Giftige stoffen uit in de darm afgestorven bacteriën komen in de bloedsomloop terecht en leiden tot gevaarlijke reacties in de bloedvaten. De hoef raak slecht doorbloed. Hoefbevangenheid treedt op na weidegang, na het eten van grote hoeveelheden granen of bij abrupte verandering van voer. Niet eiwit, maar de koolhydraten suiker, zetmeel en fructaan veroorzaken hoefbevangenheid. Andere oorzaken zijn kolieken of infecties. Het hoefbeen kan echter ook afzakken of roteren door een te grote belasting op harde ondergrond of een algemene overbelasting.

De meeste voorkomende oorzaak voor hoefbevangenheid is verkeerde voeding. Daarom is het belangrijk dat de voeding goed wordt afgestemd op de energiebehoefte zodat de darmflora in evenwicht blijft. Paarden met overgewicht lopen meer gevaar ziek te worden. Een ander belangrijke factor is een goed weidemanagement. De paarden moeten in de lente heel langzaam kunnen wennen aan het verse gras. Vooral paarden die gevoelig zijn voor hoefbevangenheid moeten het hele jaar door uitsluitend beperkte weidegang krijgen. Als een paard al verschijnselen van hoefbevangenheid heeft, mag het maar zeer beperkte weidegang krijgen, desnoods gemuilkorfd.

Voor een dierenarts is het moeilijk om alleen op basis van klinische symptomen hoefbevangenheid te diagnosticeren. Een belangrijk symptoom is een sterke gevoeligheid bij druk met een hoeftang. Bij een infrarode thermografie kan bij een groeiende ontsteking in de hoef een verhoogde warmtestraling worden geconstateerd. Om de juiste therapie te bepalen moeten röntgenfoto's worden genomen. Deze kunnen het beste binnen 24 uur na het optreden van de eerste symptomen worden gemaakt en later wekelijks worden herhaald.

Voor de behandeling van het hoefbevangen paard moeten eigenaar, dierenarts en hoefsmid nauw samenwerken. De ondersteuning met medicijnen omvat voornamelijk ontstekingsremmers, zoals Metacam. Andere toegediende medicijnen zijn middelen om de bloedvaten te verwijden, de bloeddruk te verlagen en de doorbloeding te bevorderen (Aspirine, Heparine). Daarnaast krijgen de paarden ook een rustgevend middel zodat ze vaker gaan liggen. Bij acute hoefbevangenheid wordt het energierijke voer onmiddellijk van de menulijst geschrapt. Het paard krijgt alleen hooi en mineralen. De hoefsmid heeft de taak de drukbelasting in de hoef te herverdelen. Normaal gesproken worden de verzenen opgehoogd om de rotatiekrachten in de diepe buigpees tegen te werken. De druk moet met behulp van een zacht rubber kussen onder de hoef worden verdeeld en over de straal en naar het gebied rondom de verzenen worden geleid om de gevoelige plekken aan de punt van het hoefbeen en de tenen te ontlasten. De punt van het hoefbeen moet echter vrij blijven, het kussen mag een duimbreed achter de punt van de straal onder de hoef worden gelegd. Bij een sterke verstoring van de doorbloeding kan het zinvol zijn om een gleuf in de hoef te snijden vanaf de kroonrand tot aan de witte lijn. Zo krijgt de hoefwand de mogelijkheid weer parallel aan de hoefbeenwand te groeien. Het hoornkapsel wordt opgevuld met vochtig desinfecterend verband zodat de hoef niet uitdroogt. Daarnaast kunnen beter geen grote delen van de tenenwand worden verwijderd. Dit leidt alleen maar tot destabilisatie van het hoornkapsel. Het bewerken en bekappen van de hoef gebeurt op geleide van regelmatig genomen röntgenfoto's.

De beste voorwaarde van een succesvolle behandeling is een diagnose in een vroeg stadium van de ziekte. De dierenarts kan in drie tot zeven dagen grip krijgen op een acute hoefbevangenheid. De nabehandeling duurt vier weken. Als het hoefbeen verzakt is, is een genezing op zijn vroegst na zes maanden mogelijk. De genezingskansen zijn ongeveer af te lezen aan de mate van hoefbeenrotatie. Bij een rotatie tot en met zes graden kan het paard, mits hij gelijk met de behandeling wordt begonnen, nog volledig herstellen bij een rotatie tussen en 6 en 12 graden wordt dat steeds minder waarschijnlijk en bij een rotatie van meer dan 12 graden is doorgaans geen genezing meer mogelijk. Uiteraard bestaat hierop uitzonderingen. Een paard dat eenmaal hoefbevangen is geweest, blijft hier zijn hele leven vatbaar voor.