Dole-Gudsbrandsdal

Het ras ontstond in Gudsbrandsdal tussen Oslo en de Noordzee uit dezelfde inheemse soort als de Fell- en Dales-pony's. Na het kruisen met Friezen importeerde men in 1834 de Engelse Volbloed-hengst Odin om een lichter menpaard te verkrijgen. Het zwaardere type, voor de landbouwsector, was er al in 1825, dankzij de hengst Brimen, maar werd door een interventie van de staat voor uitsterven behoed. De huidige Dole-Gudsbrandsdal is een licht werkpaard. De Dole draver heeft een apart stamboek.

De Dole-Gudsbrandsdal is een veelzijdig paard, geschikt als trekpaard en lastdier in de bosbouw. Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt het dier ook al rij- en menpaard gebruikt.

Hoewel de Dole-Gudsbrandsdal een koudbloed is, heeft dit paard het voorkomen van een kleine trekpaard: een monter ponyhoofd, een breed voorhoofd en een vierhoekige mond. Het paard heeft een recht profiel en een korte, enigszins gebogen hals. De schouders zijn sterk, de borst is breed. De romp is relatief lang en de achterhand is krachtig. De Dole heeft zowel harde hoeven, als korte, sterke, dikke benen met veel beharing. De paarden zijn doorgaans zwart of bruin. Er komen echter ook voskleurige dieren voor.

Een ijverig paard. De Dole-Gudsbrandsdal is bekend om zijn trekkracht, zijn doorzettingsvermogen en zijn mooie, ruime stap en draf.

Stokmaat: ongeveer 1,52 meter

Maak jouw eigen website met JouwWeb