Eventing

De samengestelde wedstrijden (eventing) vormen een test, waarbij alle facetten van het paardrijden aan bod komen. Paard en ruiter starten in de disciplines dressuur, cross country en springen. De resultaten van de diverse proeven worden dan bij elkaar opgeteld

Het eerste op eventing (zoals de militarysport tegenwoordig heet) lijkende evenement was het Championnat du Cheval d'Armes, gehouden in de omgeving van Parijs, in 1902. Het geheel omvatte een dressuurproef, hindernisrennen, een 48 kilometer lange cross country en springen. Oorspronkelijk noemde men deze test 'gecombineerde proef'. De discipline werd olympisch in 1912, in Stockholm; Zweden won de eerste gouden medailles. Na de oorlog werd deze tak van sport voornamelijk bedreven door voormalige militairen

De eenvoudige proeven en middelzware veelzijdigheidsproeven vinden op 1 dag plaats en beginnen met de dressuurproef. Daarna volgt het springen en als afsluiting de cross country. De proeven op het hoogste niveau (nationaal, internationaal en olympisch) bestaan uit drie gedeelten. Ook nu weer wordt er begonnen met de dressuurproef. De tweede proef bestaat uit een veeleisende cross country, waarbij het op snelheid, behendigheid en uithoudingsvermogen aankomt. De laatste proef is het springen op een eveneens zeer veeleisend parcours in een hal of op een terrein

Tijdens de dressuurproef worden de gehoorzaamheid en willigheid van het paard en het ruitergedrag beoordeeld, tijdens de cross country zijn dat snelheid, kracht, prestatiebereidheid en moed. Aansluitend, gedurende het springen, moet het paard bewijzen dat het na de uitputtende cross country nog voldoende kracht, soepelheid, voorzichtigheid en concentratie over heeft om te presteren op een parcours in een beperkte ruimte

De kern van eventingwedstrijden vormt de cross country, wat ook tot uitdrukking komt in de puntentelling. De behaalde resultaten tijdens die rit hebben grote invloed op het puntentotaal. Bij de hogere proeven worden de resultaten van de dressuurproef omgekeerd, waardoor de laagste puntenstand telt. De punten die men krijgt voor de cross country worden opgeteld: 20 punten voor een weigering tijdens de cross country en tijdpunten voor de overschreden maximumtijd (0,25 punt voor elke of een gedeelte van een seconde); vijf punten worden voor het afgooien van een balk berekend, enz.

Veelzijdigheidspaarden zijn doorgaans hoog in het bloed staande paarden met een solide fundament, dus warmbloeden met Volbloed-kenmerken. De paarden zijn goed uitgebalanceerd, hebben sterke botten, zijn koelbloedig en kunnen voldoende snelheid ontwikkelen

Snelheid en uithoudingsvermogen worden bij de hoogste proeven tijdens de cross country in vier gedeelten, die samen 26 kilometer lang zijn, getest. Het eerste 4,8 kilometer lange deelparcours over paden en wegen moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd... bij voorkeur in draf. Het tweede parcours betreft een 3,2 kilometer lange hindernisloop in galop. Het derde deelparcours bestaat uit een pad, dat echter twee keer zo lang is als het eerste. Het is niet zinvol de drie deelparcoursen te snel af te leggen, daar men de paarden dan van meet af aan overbelast. Sterker nog, de ruiters mogen onderweg op het pad afstijgen en het paard aan de hand leiden. De ruiters die dat doen en hun paard op die wijze rust gunnen, zijn meestal in de eindfase in het voordeel

Het vierde deelparcours, de echte cross country, trekt de meeste toeschouwers. Op internationale niveau gaat het om een zeer uitputtende prestatietest met tot wel 30 zeer verschillende ontworpen en over het toch al moeilijke terrein verspreide, natuurlijke hindernissen. Het parcours van zeven kilometer moet in ongeveer 10 minuten gereden worden