Jacht te paard

Jachtfestijnen te paard, waarbij men speciaal voor dat doel gefokte honden inzette, vonden eerst in Frankrijk plaats. Sindsdien verspreidde het gebruik zich over heel Europa. De roep 'horrido' is vermoeilijk afkomstig van de Franse jachtroep: 'Il est haut.' ('Het dier is dood.')

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de zuivere jacht en de slipjacht achter de meute. Beide jachttypen vinden plaats op van tevoren bepaalde gebieden met vaste hindernissen, die echter zo zijn vervaardigd dat er ook omheen kan worden gereden

Men rijdt in verscheidene deelnemersvelden, of 'velden'. Het eerste veld moet alle hindernissen nemen; de ruiters van het tweede veld mogen ook om de hindernissen heen, terwijl het derde veld voor niet-springers is voorbehouden. Elk veld wordt aangevoerd door een 'master'. Hij kent het 'parcours' en niemand mag hem voorbijrijden. De 'field-master' helpt hem en de 'houndsman' gaat over de training van de honden

Tijdens de jacht bepaalt de master het tempo, bij de slipjacht is dat de meute. Deze bevindt zich in het begin van de jacht altijd bij het eerste veld, maar kan na de eerste pauze ook voor het tweede veld lopen. De meute gehoorzaamt de master. De 'equipage' bestaat uit vier of vijf ruiters ('whipper-ins') die vertrouwd zijn met de honden en die de 'verdwaalden' terughalen

Voor de jacht is een zeer speciaal paardentype gewenst

Het geschikst zijn koelbloedige paarden met krachtige benen, een prima galop en veel doorzettingsvermogen. Ierse paarden zijn heel geliefd bij jachtruiters. De dieren moeten bovendien in een goede conditie zijn en ervaring hebben met ruw terrein

Dat geldt overigens ook voor de ruiter. Het vereist veel rijkunst om het paard individueel in een groep te rijden. Goed gedrag en zelfdiscipline voor ruiter en paard is een must. De jacht te paard is onderworpen aan kledingvoorschriften. Mannen dragen een zwart, groen of rood colbert. En de dames een blauw jasje. De donkere rijcap of hoed hoort net zo bij de voorschrften als het plastron, een witte, zijden sjaal. De laarzen zijn van zwart leer, eventueel met bruine 'jachtkappen', de rijbroek is licht van kleur. Ook heel gebruikelijk is het korte rijzweepje. En de handschoenen horen er ook steevast bij