Hoefkatrolontsteking

Onder het begrip hoefkatrolontsteking vallen verschillende aandoeningen aan de structuur van het hoefkatrolgewricht. Dit mechanisme bestaat uit de volgende onderdelen: het straalbeenbot, de diepe buigpees, de slijmbeurs, de straalbeen-ligamenten (stuk bindweefsel dat bot met bot verbindt) en het hoefgewrichtskapsel. Een ontsteking aan het hoefkartolgewricht, kortweg 'hoefkatrol', is de meest voorkomende oorzaak van kreupelheid aan voornamelijk de voorbenen van rijpaarden. 

Hoefkatrolontsteking ontwikkelt zich heel langzaam. Daardoor worden de eerste symptomen vaak niet gelijk herkend. Zieke paarden komen meestal stijf uit de stal en hebben moeite met afbuigen. Ook struikelen zij vaker en lopen ze geforceerd. De bewegingsproblemen zijn onder de man aanvankelijk sterker, maar nemen in de loop van de training af. Met het voortschrijden van de ziekte worden de bewegingsstoornissen echter ook tijdens de training zichtbaar. De paarden lopen vaak afwisselend op beide voorbenen kreupel. Bij een acute ontsteking daarentegen lopen de paarden alleen kreupel op het aangetaste been. Om de diepe buigpees te ontlasten zet het paard in stilstand vaak zijn voorhoeven om en om naar voren. Veel paarden maken van het stro op stal een heuveltje, zodat de kwartieren hoger komen te staan en de punten van de tenen licht naar beneden wijzen. Zo vermindert de trek op de buigpees. Ook de vorm van de hoeven verandert tijdens het verloop van de ziekte. Omdat het paard de zieke hoeven probeert te ontlasten, neemt de druk op de straal af. De hoef wordt rondom de kwartieren nauwer en hoger en kan de vorm van een klauw aannemen, met een naar buiten gevormde hoefwand en een sterke welving van de zool.

Een te sterke, eenzijdige belasting kan in veel gevallen de oorzaak zijn van hoefkatrol, vooral bij jonge paarden. Over het algemeen lijken de oorzaken echter in het fokbeleid van de afgelopen decennia te liggen dan in d manier van rijden. Van bepaalde hengstenlijnen is zelfs bekend dat veel van hun nakomelingen aan hoefkatrol lijden! Verder speelt het gewicht van het paard een grote rol, immers de hoefkatrol wordt bij overgewicht overbelast. Een andere oorzaak is te weinig beweging, vooral op jonge leeftijd. Door gebrek aan weidegang is het weefsel slecht doorbloed en de hoefkatrol verzwakt. Niet alleen foute standen van ledematen en hoeven, maar ook een verkeerde hoefverzorging kunnen van grote invloed zijn. Te lange tenen, te lage kwartieren of slecht zittend beslag belasten straalbeen, banden en pezen teveel. Springpaarden zijn door de kracht bij het afzetten en de belasting bij de landing extra kwetsbaar, dressuurpaarden zijn op hun beurt kwetsbaar doordat ze vaak korte wendingen maken en westernpaarden zijn gevoelig door hun pijlsnelle draaiingen en stops waarmee de hoeven overbelast worden.

Om hoefkatrol te voorkomen is het noodzakelijk om de hoeven in uitstekende conditie te houden. Alleen als de hoef de juiste vorm heeft en niet door verkeerd beslag wordt begrensd, kan het hoefmechanisme correct werken en de stoten opvangen. Een ruime opwarmfase (20 tot 25 minuten) is absoluut noodzakelijk om pezen, banden en botten op werktemperatuur te krijgen. Jonge paarden moeten vooral rustig ingereden worden. Jonge paarden mogen nog geen korte wendingen lopen. Door gymnastische oefeningen moet elk paard daarnaast steeds meer worden rechtgericht, om eenzijdige belasting te voorkomen.

De eerste stap is een grondig manueel en visueel onderzoek van de kreupelheid, om te kijken of het daadwerkelijk om hoefkatrol gaat. Het manuele onderzoek omvat het nauwkeurig aftasten van de benen, ter beoordeling van pezen, banden en gewrichten. Het visuele onderzoek omvat het in draf voorleiden van het paard en is minstens zo belangrijk. Het vermoedelijk pijnlijke gedeelte van het been wordt met een verdoving van de zenuw op verschillende hoogten op het been onderzocht. Tussendoor wordt steeds gekeken of het paard nog kreupel is. Als het aangetaste gedeelte is verdoofd, voelt het paard namelijk geen pijn meer en loopt het kreupelvrij. Als dit gedeelte verdoofd is, kan aansluitend met röntgenbeelden of met ultrageluidmethoden naar de oorzaak van de pijn worden gezocht. Een MRI-scan toont, anders dan een röntgenfoto, niet alleen de botten, maar alle anatomische structuren driedimensionaal. Met zo'n apparaat kun je voor het eerst echt in de hoef kijken en alle zachte delen herkennen. Behalve botten worden met een MRI ook de spieren, pezen, banden, slijmbeurs en het gewrichtskraakbeen zichtbaar.

Nu wordt als alternatief meer aandacht besteed aan orthopedisch beslag en aan een juiste trainingsopbouw, maar er zijn ook nieuwe operatieve mogelijkheden. Aan het begin van elke behandeling wordt een optimale correctie van de hoeven nagestreefd, omdat een vervorming of een verkeerde bewerking van de hoef vaak de oorzaak is voor hoefkatrol. Het doel hierbij is om het achterste gedeelte van de hoef te ontzien en het afrollen over de tenen te vergemakkelijken. Bovendien worden bij veranderingen aan het straalbeen medicijnen toegediend die de afbouw van botten verminderen en de opbouw van botmateriaal bevorderen. Het middel Irap selecteert een bepaald proteïne uit het bloed van het paard. Na bewerking in een laboratorium wordt dit proteïne weer in een beschadigd gewricht of in een defecte pees geïnjecteerd. Zieke paarden hebben veel beweging nodig zonder dat ze overbelast raken. Aan het begin van de behandeling staan korte oefeneenheden in stap en draf op het programma om de bloedsomloop te stimuleren. Later kan dit aangevuld worden met een gecontroleerde weidegang. Bij een acute hoefkatrolontsteking hebben de paarden daarentegen eerst lange tijd heel veel rust nodig.

Met de nieuwste technische mogelijkheden zijn ook de kansen op genezing van hoefkatrol gestegen. Een acute ontsteking is doorgaans na vier tot zes weken genezen. De chronische versie achtervolgt de paarden helaas hun hele leven lang. Als de structuren sterk beschadigd zijn, is genezing onmogelijk. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb