Tarpan

De Tarpan is een van de drie prehistorische basistypen, waarvan alle paardenrassen afstammen. Het woord komt uit het Russisch en betekent 'wild paard'. Tot in de 18de eeuw leefden er Tarpans op de Russische steppen, waarna ze werden uitgeroeid. In het begin van de 20ste eeuw werden ze erkend onder de naam Equus caballus gmelini. Het verspreidingsgebied van de Tarpan omvatte de Karpaten, Turkmenistan, de Oekraïne, de landen rond de Kaspische Zee en de Zwarte Zee, en het Iraanse hoogland. De echte Tarpan is uitgestorven, maar in het reservaat Popielno in Polen is er een kudde die via de Huzul en de Konik terug is gefokt.

In zijn gedomesticeerde vorm was de Tarpan vroeger een werkpaard. Ze hebben een onafhankelijk karakter en zijn niet geschikt als rijdier. Tegenwoordig behoort hij tot de beschermde diersoorten. Opnieuw gefokte Tarpans worden in een bewaakt reservaat gehouden. Het gebied is alleen toegankelijk voor wetenschappers. Aldaar vormen de paarden een studieobject voor gedragswetenschappers.

De Tarpan heeft een vlak, lang hoofd en lange oren. De ogen zijn hoog ingeplant. Het profiel is recht of enigszins convex. De hals is kort en dik, de romp vlak en de schouders zijn schuin. De rug is lang en recht. De achterhand met de relatief hoog ingeplante staart is slecht ontwikkeld. De benen zijn lang en verfijnd, soms met zebrastrepen. Zoals alle primitieve paardenrassen heeft de Tarpan een aalstreep en is hij vlakkleurig. Zijn vacht is ruw.

De geharde Tarpan is ook tegen een extreem klimaat bestand. Hij heeft zich aangepast aan zijn omgeving en kan zelfs met het karigste voedselaanbod overleven.

Stokmaat: ongeveer 1,32 meter

Maak jouw eigen website met JouwWeb