Dit sterke en behendige zware paard stamt af van de Oostenrijkse Noriker, die eind 19de eeuw in Beieren in Zuid-Duitsland werd ingevoerd. Om hun eigen paarden te verbeteren, gebruikten fokkers in Zuid-Beieren wat Holsteiner en Oldenburger-bloed. Hun Noord-Beierse collega's experimenteerden met allerlei vreem bloed, van Oldenburger en Cleveland Bay tot Clydesdales en Belgische trekpaarden toe. Geleidelijk vielen de Duitse fokkers erchter weer terug op Noriker bloed.

Stokmaat: ongeveer 1,53 meter

Kleur: Zwartbruin, bruin en kastanjebruin

Bouw: Nogal groot hoofd met vriendelijke ogen; korte sterke hals; krachtige schouder; sterke rug met diepe singelstreek; goede ledematen met een beetje behang