Hindernissen in een cross

De vaart van galop is bij een cross country steviger dan bij een concours hippique. Men moet de vaart bepalen die het paard van het begin tot het einde van het parcours zal kunnen handhaven en die evenwichtige sprongen mogelijk maakt. 

Bij een cross country zijn je stijgbeugels kort en je houdt een vrij gebogen houding aan, waarbij het achterwerk vlak boven het zadel zit. Het bovenlichaam helt naar voren, de benen blijven soepel en de hakken laag. Werk tijdens de training intensief aan je evenwicht: je moet de verlichte zit van het begin tot het eind van een crossparcours kunnen volhouden.

Bekijk de afzet- en landingszijde van de hindernissen. Je moet jezelf iedere sprong een idee vormen: moet de hindernis snel worden genomen, moet er bij de afzetzijde snelheid terug worden genomen, tot aan de voet worden genaderd, zijn er meervoudige inspanningen (combinaties van twee of meer sprongen), enz. Span je vervolgens in om te bepalen of er bij de hindernis voorrang moet worden gegeven aan de impuls, het evenwicht of de richting.

Een van de grootste moeilijkheden van de cross in gelegen in de snelheid. Alles verloopt heel snel en de ruiter heeft het razend druk: hij moet tegelijkertijd zijn paard leiden, de sprong beheersen en na de landing het evenwicht hervinden. Door elkaar geschud door de sprongen en buiten adem, verliest een ruiter gemakkelijk zijn macht over het paard en zicht op het terrein. Door training zal je natuurlijk steeds betere reageren. Maar je moet ook leren nadenken en je concentreren op de sprongen tijdens een verkenning van het parcours.

Voorrang aan de impuls -> Het gaat om brede hindernissen die achterelkaar op een vlak terrein in rechte lijn zijn geplaatst. Men klasseert daar ook op- en afhellende hindernissen onder, waardoor een sterke impuls voor het vereist is. Deze hindernissen moet in tempo worden genomen. Je moet ze naderen zonder af te remmen, maar ook niet door te versnellen. Neem 5 à 6 passen vóór de sprong genoegen met het in evenwicht terugbrengen van je paard.

Voorrang aan het evenwicht -> De sloot, de lager gelegen hindernis en een afhellende hindernis zijn, qua evenwicht, een probleem voor het paard. Je moet fors inhouden voor de afzet voor de sprong en het paard veel halsvrijheid geven. Pas op het evenwicht bij de landing. Geef een goede ondersteuning van de teugels en spoor het paard aan zich op te richten via de actie van je benen. Hef je bovenlichaam op om de schouders van het paard te ontlasten.

Voorrang aan richting -> Deze hindernissen moeten op een precies punt worden genomen en bieden vaak twee of drie mogelijkheden. Men kan bijvoorbeeld hoekhindernis bij het smalste punt overspringen, waar hij eruit ziet als een imposante oxer.