Het weiland

Paarden brengen hun tijd liever in de wei door dan in een kleine, afgesloten stal

Een te weelderige weide kan bijvoorbeeld hoefbevangenheid veroorzaken. Een paard heeft voor zijn onderhoudsbehoefte ongeveer driekwart hectare weiland nodig en een grote pony een halve hectare

Kleine weilanden met overbeweiding gaan lijden onder het feit dat de voor paarden eetbare grassen te snel verdwijnen. Wie maar één weiland heeft, verdeelt het in drie sectoren, die afwisselend beweid, behandeld en met rust gelaten worden

Het gras begint in het voorjaar te groeien. Tussen mei en juli heeft het gras de hoogste voedingswaarde. In het begin van de zomer moet je het onkruid maaien, daarna de bodem slepen. In de herfst krijgen de dieren hooi als bijvoeding. Het weiland heeft nu rust of je laat er runderen op die het onkruid opeten

Bij een goed weiland horen voedzaam gras, altijd vers water, bij voorkeur het gezelschap van andere paarden, voldoende schaduwrijke plekjes en beschutting voor het geval dat het weer verslechtert

De dagelijkse controle van het weiland bestaat uit het nakijken van zowel de dieren als het checken van de hekken, de omheining en de omgeving. Onkruid moet je geregeld verwijderen en verbranden. Als het gevaar van overweiding dreigt, moet je het weiland minstens een jaar rust gunnen en bemesten

De waterbak dien je dagelijks te controleren op dode dieren, insecten, larven en vogeluitwerpselen

Een slecht weiland is te herkennen aan te hoog gras en kale, afgegraasde of met onkruid overwoekerde plaatsen. Achtergebleven ontlasting verontreinigt de grond en verhoogt het gevaar van wormbesmetting

Paarden hebben de gewoonte hun mest in een bepaald gedeelte van de wei te deponeren. Ze eten dan niet langer van het gras dat in de nabijheid groeit. Dit betekent dat de beschikbare oppervlakte voor de voedselvoorziening steeds verder inkrimpt. Dit probleem is op te lossen door de mest regelmatig te verwijderen en het hoge gras te maaien of er schapen te laten lopen. Schapen eten vrijwel alles wat een paard niet lust, zelfs brandnetels. Bovendien worden in hun maag allerlei parasieten gedood waar het paard niet tegen kan

taxus (giftige plant)

Ook gevaarlijk zijn de slecht omheinde weilanden met loshangende draden of wankele weidepalen en hekken. Her en der verspreid liggende stangen en stokken, waterreservoirs of flessen verhogen het risico van verwondingen eveneens. Ook op een steenachtige grond kunnen paarden zich verwonden. Dat geldtt eveneens voor een glibberige bodem door een geblokkeerde waterdrainage