De hoef

De voet van het paard bestaat uit levende delen en een hoornlaag, de hoef genaamd. De hoef is een beschermend omhulsel en speelt een belangrijke rol bij het absorberen van schokken wanneer het paard zijn voet op de grond zet

De voetholte is door zijn soepele en stevige vorm in staat het gewicht van het paard te dragen. Een goed gevormde zool mag niet in contact komen met de grond. De witte lijn rond de zool vormt de afscheiding voor de bekapte hoef

De hoefwand bestaat uit verschillende delen, onder andere: de teen (de voorkant), de zijwand, de hiel en de hak. De hoef begint bij de kroonrand en is opgebouwd uit hoorncellen en weefselcellen die zodanig verweven zijn dat zij een harde hoefwand vormen. Dit is te vergelijken met de nagel van een mens. De binnenkant van de hoefwand bestaat uit laminae-weefsel dat het hoefbeen met de hoefwand verbindt zodat de hoef stevig vast blijft zitten

Bij de hakken loopt de hoefwand iets naar binnen naar het straalkussen en vormt daar de straal. Als het paard zijn voet neerzet komt het straalkussen in contact met de grond, tenminste als het normaal gevormd en gezond is. Zodoende, wordt het kraakbeenweefsel van het derde kootbeentje gespreid en kan het voetkussen de schok opvangen. De elasticiteit van de straal absorbeert gedeeltelijk de schok wanneer het paard zijn voet neerzet. De straal speelt ook de rol van tastzintuig waarmee het paard het terrein kan voelen

De kroonrand scheidt een soort vernis af wat het hoorn van de hoef beschermt tegen vochtigheid en uitdroging

De katrol speelt de rol van hefboom tussen het hoefbeen en het kroonbeen waardoor beweging van de voet mogelijk wordt

Twee groepen pezen zorgen dat het been kan bewegen:

- De strekpezen die vast zitten aan het hoefbeen lopen over de voorkant van het been

- De buigpezen lopen over de achterkant van het been

De hoef groeit 8 tot 10 mm per maand. Er is acht tot tien maanden nodig voordat de hoef zich in zijn geheel heeft vernieuwd