Ontspannen in het zadel

Doorzitten wil zeggen dat de ruiterzit in de draf voortdurend in contact blijft met de paardenrug. Kort gezegd betekent het dat je de beweging van de rug van je paard opvangt vanuit je bekken zonder dat je zitvlak uit het zadel omhoog komt.

 

In de drafbeweging van het paard zit een zweefmoment waarbij alle benen gelijktijdig van de grond zijn. Dat wil zeggen dat er - door de afzet van het achterbeen van het paard - steeds een opwaartse, stuwende kracht word gegenereerd die jou uit het zadel laat komen en terug laat botsen, op het moment dat je spanning in je lichaam hebt. Wil je leren doorzitten, dan is het belangrijk dat je leert om je lichaam volledig te ontspannen om de beweging van het paard te kunnen absorberen. 

 

Als je doorzit, zit je als het ware via je zitbeenknobbels vastgeplakt aan de rug van je paard. Je zitbeenknobbels stijgen en dalen om de beurt in het ritme van de beweging van de rug van het paard. Om dat te kunnen laten gebeuren, moet je je heupen en je benen ontspannen. Je lichaam moet eigenlijk altijd in een verticale balans blijven, zodat je zo min mogelijk last hebt van de zwaartekracht.

 

Het is heel belangrijk dat je in het begin niet te lang doorzit. Zit je tijdens het lichtrijden steeds een pas door en bouw dit langzaam uit.

 

Lichtrijden en doorzitten hebben verschillende functies en kunnen op verschillende paarden van belang zijn. Bij sommige jonge paarden bijvoorbeeld is het verstandig wanneer je eerst gaat lichtrijden om de paardenrug te ontzien. Bij andere paardenis de beweging van dusdanig niveau dat zij minder uit evenwicht raken wanneer je begint met doorzitten.

 

Het is verstandig als je ervoor kiest of je begint met doorzitten of lichtrijden, te kijken naar een tweetal factoren: (1) het vermogen van de ruiter om de beweging van het paard te volgen en (2) de manier waarop het paard loopt.

 

Om geen ongemakken te veroorzaken en om de spieren van je paard en jezelf niet uit te putten, kun je beter beginnen om vanuit het lichtrijden regelmatig een pas te blijven doorzitten. Dus dan ga je van staan, zit, staan, zit naar staan, zit, zit, staan, zit, zit. In die ene pas doorzitten heb je dan even de tijd om de ontspanning te vinden en de paardenrug te volgen vanuit je bekken, zonder dat je meteen gedwongen wordt om de beweging voor langere tijd uit te zitten.

 

Je kan het beste doorzitten oefenen op een paard dat nageeflijk kan lopen, lang en laag en op boeghoogte. Als een paard de schoft open stretcht, een horizontaal evenwicht vindt en nageeft, dan brengt hij zijn rug omhoog, waardoor de bewegingen in de draf vloeiender en ruimer worden.

 

Als je gaat beginnen met doorzitten, dan is het heel belangrijk dat je je onderrug ontspant. Dat doe je door je onderrug licht bol en lang te maken. Veel ruiters zitten met een holle rug op hun paard. Hierdoor kantelen ze hun bekken naar voren. Maar tijdens het doorzitten is het de bedoeling dat je de achterkant van je zitbeenbotjes contact laat maken met het zadel of de rug van het paard. Voor je gevoel moet je je bekken daarom iets naar achteren kantelen. Dat maakt het gemakkelijker om de beweging te volgen. Doordat je je onderrug langer maakt, heb je namelijk meer bewegingsvrijheid.