Tanden

Bij paarden kan de leeftijd aan de hand van het gebit worden geschat. Paarden onder de vijf jaar hebben nog melktanden. Vanaf het zesde levensjaar gaan de snijtanden almaar meer schuin naar voren staan. De kroonholten vullen langzaam tot ze rond het elfde levensjaar verdwenen zijn. De wrijfvlakken van de snijtanden zijn tot het tiende jaar dwars ovaal, tot het vijftiende jaar driehoekig of rond en vanaf het twintigste jaar in de lengte ovaal

De snijtanden bevinden zich voor in de mond en dienen voor het plukken van groenvoer. Daarachter liggen de haaktanden, die bij merries niet altijd tot ontwikkeling komen. Dan volgt er een tandloos gedeelte, de lagen. Door de lagen (diasteem) kan een paard nieuwe plantenkost gescheiden houden van het voedsel waar hij al op kauwt. Verder naar achteren in de kaken staan de premolaren, gevolgd door de molaren of wangkiezen

Paarden beschikken in hun leven over twee sets tanden: veulens worden geboren met een melkgebit dat geleidelijk vervangen wordt door het blijvende gebit tot op een leeftijd van ongeveer 5 jaar. Volwassen paarden hebben 40 gebitselementen, bestaande uit twaalf snijtanden, vier haaktanden, twaalf premolaren en twaalf molaren, hoewel het aantal en formaat van de haaktanden vaak wisselt. Ook de eerste premolaar of wolfstand zit vaak alleen in de bovenkaak

De tanden blijven gedurende het hele leven van het paard doorgroeien. Er treedt een aantal veranderingen aan het gebit op als het paard ouder wordt. Aan de hand daarvan kan zijn leeftijd worden ingeschat. De veranderingen blijken uit de structuur van de kronen, waarvan de diverse lagen met uiteenlopende snelheid afslijten, en uit de zijkanten van de tanden, die boven de tandvleeslijn uiteenlopende kenmerken vertonen als de tand groeit. Bij jonge paarden blijven de kroonholtes, die uit tandcement bestaan, zichtbaar als een plek op het slijtvlak van de snijtanden. Als de tanden verder slijten verschijnt er een tweede, meer cirkelvormige aftekening. Nog later wordt de tandholte zichtbaar, die bekendstaat als de tandster. Tegen de tijd dat een paard ongeveer twaalf jaar oud is, zijn de laatste restjes van de kroonholte weggesleten en is nog slechts de tandster zichtbaar. Bij paarden van ongeveer negen jaar oud verschijnt een groef op de derde snijtand, zichtbaar aan de rand van het tandvlees. Deze tandgroef is weer een bruikbare leeftijdsindicatie. Naarmate de tand doorgroeit, wordt de groef langer. Als het paard vijftien jaar oud is, heeft de groef de halve lengte van de tand bereikt. Na nog weer vijf jaar bereikt hij de tandrand. Daarna begint hij weg te slijten en verdwijnt aan de basis van de tand

Leeftijdschating

Een ouder paard heeft:

-          Witte haren (buiten de aftekening om)

-          Diepere kuilen boven de ogen

-          Veranderlijke schimmels worden witter

-          Rimpelige lippen

-          Meer hangende lippen

-          Een minder fiere houding

-          Stijvere bewegingen

-          Een minder regelmatige bespiering

Om de leeftijd van het paard exacter te kunnen bepalen zijn we aangewezen op het gebit. De leeftijd wordt geschat aan de hand van de snijtanden van de onderkaak. Deze tanden maken een aantal veranderingen door die het voor ons mogelijk maken de leeftijd te bepalen. Deze veranderingen vinden steeds in dezelfde volgorde plaats, eerst de binnentanden, dan de middentanden en dan de buitentanden

De materiaal waaruit de tand bestaat zijn: het tandbeen of dentine, glazuur of emaille laag en cement. Tandbeen is zachter dan glazuur en zal ook sneller slijten. Het cement zit alleen om het wortelgedeelte heen en dient om de tand in de tandkas te fixeren. Het tandmerg, ook wel pulpaholte geheten, is een holte in de tand, waardoor de zenuw en bloedvoorziening plaatsvindt

Elke tand of kies bestaat uit drie gedeeltes: de tandkroon, de tandhals en de tandwortel. De kroon is het gedeelte van de tand dat voor ons zichtbaar is, dus boven het tandvlees uitsteekt. De wortel is het gedeelte dat in de kaak ligt. De  tandhals ligt op de overgang van kroon naar wortel. De bovenkant van de kroon, de kauwvlakte, maakt contact met de tand in de bovenkaak, die erop aansluit. Door de sluiting van onder en bovensnijtanden op elkaar wordt bij het grazen het gras als het ware afgesneden

Als je bovenop de kauwvlakte kijkt, zie je een opening. Dit noemen we de kroonholte. Deze is omgeven met een laagje glazuur, dat als een opstaan richeltje op de kauwvlakte te voelen is. Zodra de kauwvlakte gaat slijten, wordt de kroonholte ondieper. Dit noemen we het “vullen” van de tand. Bovendien verandert de vorm van de kauwvlakte van de tand met het ouder worden

Bij oudere paarden, waarbij de kroonholte geheel is gevuld (“aftandse paarden”), kijkt men ook naar het tandsterretje. Dit is een donkergekleurd streepje of vlekje op de kauwvlakte. Het is een overblijfsel van de mergholte, waar de zenuw in gezeten heeft. Bij het afslijten van de tand trekt de zenuw zich geleidelijk terug en wordt de overgebleven holte opgevuld met een zachter soort dentine, dat makkelijk verkleurt door kleurstoffen uit het voedsel

Een veulen wordt meestal zonder (zichtbare) tanden geboren. De eerste twee tanden die doorkomen noemen we de binnentanden, dan volgen de middentanden en daarna de buitentanden. Een compleet melkgebit bestaat in de onderkaak uit 6 snijtanden en 12 melkkiezen. In de bovenkaak is hetzelfde aantal elementen aanwezig

De haaktand komt meestal alleen bij mannelijk dieren voor, dus hengsten en ruinen

Premolaren (valse kiezen) zijn de eerste drie kiezen die per kaakhelft doorkomen. Op een bepaalde leeftijd wisselen ze en worden vervangen door blijvende kiezen. Molaren (ware kiezen) komen op latere leeftijd door en wisselen niet. Soms komt het voor dat melkkiezen tijdens het wisselen niet uit de mond vallen, maar als een soort dop op de blijvende kiezen blijven zitten. Ze kunnen kauwbezwaren geven en moeten dan verwijderd worden door de dierenarts of gebitsverzorger

 

Binnensnijtand

Middensnijtand

Buitensnijtand

Doorkomen veulentanden

6 dagen

6 weken

6 maanden

Vullen veulentanden

12 maanden (1 jaar)

18 maanden (1,5 jaar)

24 maanden (2 jaar)

Wisselen paardentanden onderkaak

2,5 jaar

3,5 jaar

4,5 jaar

Vullen paardentanden onderkaak

6 jaar

7 jaar

8 jaar

 Vanaf de leeftijd van 8 jaar noemen we een paard “aftands”

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb