Paard en ruiter in harmonie

Aanleuning is een veelgebruikt begrip in de paardensport. Het is de situatie waarin de ruiter lekker ontspannen op zijn paard zit met een licht contact en waarbij het paard soepel voorwaarts loopt. Het paard reageert goed op de hulpen van de ruiter.

 

Zowel de mond als de tong van het paard zijn uiterst gevoelige plekken, die een belangrijke functie vervullen. De mond van het paard vervangt in feite zijn handen. Hij voelt ermee, grijpt, bijt en mag er graag liefdevol mee knuffelen. Dat zou elke ruiter in zijn hoofd moeten houden voordat hij in het zadel stapt en de teugels aanneemt. Zo geven goed gereden paarden zich vol vertrouwen over aan de handen van hun ruiters en zijn ze altijd bereid om op de zachtste teugelinwerking te reageren. Paarden die met dwang in aanleuning worden gereden, zullen nooit correct voorwaarts-neerwaarts lopen.

 

in de natuur heeft hij zijn stuwkracht nodig om in geval van nood snel te kunnen vluchten. Onder het zadel daarentegen heeft het paard juist draagkracht nodig, om geen extra schade op te lopen. Wij brengen onze paarden uit hun natuurlijke balans en die balans moet je bij het rijden herstellen. Dat bereik je met behulp  van tact, ontspanning en aanleuning. Voorwaarts-neerwaarts rijden kun je pas als het paard tactzuiver loopt. Belangrijk is ook dat hij innerlijk en uiterlijk ontspannen is en een correcte aanleuning heeft met de neus net vóór de verticale lijn. Hij moet het bit aannemen, ontspannen op kauwen en in de hand worden gesteld, zodat de ruiter een ontspannen verbinding voelt met de paardenmond. Ook een ontspannen paardenrug is belangrijk, want alleen een ontspannen rug heeft veerkracht.

 

Als je echter kuit-, teugel- en gewichtshulpen correct gebruikt, motiveer je je paard om zijn hals- en rugspieren te strekken. De rug welft zich en er ontstaat een lichte verbinding tussen de paardenmond en de ruiterhand. Als je het gevoel hebt enkele kilo's in handen te hebben, is de aanleuning te sterk. Vergeet niet de teugel weer na te geven, anders trek je je gauw vast aan de teugel - en daarmee verdwijnt de aanleuning.

 

Een harmonisch samenspel van drijven, aannemen en nageven is belangrijk. Kortom: je verhoogt de voorwaartse drang met je gewichts- en kuithulpen. En je vangt deze schwung weer op door de teugel met beide handen iets aan te nemen. Pas dan komt de volgende stap: het veranderen van de houding van je paard: het strekken. De teugels laat je langzaam door je handen glijden waardoor het paard gemotiveerd wordt om zijn hals voorwaarts-neerwaarts te strekken. Daarbij moet de hoek van hals en nek zich openen en de neus moet altijd voor de verticale lijn blijven. Zo behoud je een zachte aanleuning. Ook in draf verruim je het raamwerk van je paard. De vierhoever moet zijn hals vanaf de schoft strekken, zodat de lange rugspier zich op een passieve manier kan verlengen. Maar let wel op: je paard mag niet zijn schwung of zijn balans verliezen. Hij mag ook niet voorbij de voorhand lopen of uit elkaar vallen. Een ander heel typische fout is de zogenaamde rolkur. Dit zie je vaker in de paardensport. Het paard loopt achter de teugel. Een paard dat zich gaat opkrullen heeft een overspannen rugspier. Een overspannen rugspier is helaas slechts het begin van de gezondheidsproblemen van het paard. Als paarden duurzaam aan het opkrullen (de hyperflexie c.q. rollkur) worden onderworpen, heeft dat een negatief effect op de hele biomechanica van het paard.

Maak jouw eigen website met JouwWeb