Buiten rijden 2

Het is belangrijk om je goed voor te bereiden op een rit in het donker, wil je onderweg niet voor verrassingen komen te staan. In het wilde weg erop losrijden en hopen dat je ogen zich gauw aan het donker aanpassen is in elk geval geen optie. Paarden hebben met het donker helemaal geen probleem - zij zien drie tot vier keer beter dan mensen door de zogenaamde restlichtversterker in hun ogen, achter de dunne retina, een soort laag van reflecterende cellen. Gevaarlijk zijn de situaties waarin de verscherpte waarneming van je paard wordt verstoord, bijvoorbeeld door de koplampen van een auto. Het kan gebeuren dat een paard bij het oversteken door het licht van de auto wordt verblind en gewoon blijft staan. Hoewel paarden in het donker veel beter zien dan mensen, functioneert hun licht-donker aanpassing zeer traag. Het duurt dus langer tot hun ogen zich weer zo hebben aangepast dat ze minieme lichtinval weer goed kunnen versterken. Hier is maar één oplossing voor: oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Je kunt bijvoorbeeld op een binnenplaats of een landweg oefenen met wisselende lichtinvloeden of tegemoetkomende schijnwerpers. Dit geldt ook voor het rijden met een voorhoofdlamp. Hoewel die het gemak dient van de ruiter, kan deze gevoelige paarden verblinden en hun waarnemingsvermogen negatief beïnvloeden. Let wel: de verkeerswet eist dat het paard en ruiter in het donker goed te zien zijn. Paarden worden namelijk gezien als enkelsporige voertuigen. In het donker moeten paarden van voren wit licht en van achteren rood licht voeren.

De Engelsen weten het al lang: het is goed voor de paardenrug als je in verlichte zit rijdt. In de negentiende eeuw hebben zij het lichtrijden bedacht. De reden: ze wilden hun koetspaarden ontlasten. Toendertijd werd het voorste paard van de postkoets namelijk niet alleen ingespannen, maar tegelijkertijd ook bereden. Dat maakt de controle over het span een stuk eenvoudiger. Een goed idee, maar paard en ruiter kregen het er wel warm van. Want het traject dat ze samen moesten afleggen, was lang en zwaar. Om daarbij dan de hele tijd door te zitten, zou zowel voor paard als de ruiter een ramp zijn geweest. Vandaar de uitvinding van het lichtrijden, ook wel 'Engels draven' genoemd.

En er zijn genoeg gelegenheden om licht te rijden. Bijvoorbeeld bij het losrijden en ontspannen of bij het zadelmak maken van jonge paarden. Maar natuurlijk ook tijdens lange buitenritten. Daarbij kun je het best afwisselend op je rechter- en linkerhand draven om het paard gelijkmatig te ontlasten. De verlichte zit is heel geschikt bij de galop tijdens een buitenrit, voor de springsport, maar ook voor het behoedzaam zadelmak maken van jonge paarden. De gematigde verlichte zit is daarmee ook geschikt voor langere afstanden, zonder dat die vermoeiend is voor de ruiter. Bij het bergafwaarts rijden van zeer steile afdalingen moet het bovenlichaam lichtjes naar achteren leunen. Let wel op dat je de paardenrug blijft ontlasten. Om bergopwaarts of bergafwaarts te galopperen, moet de grond echt optimaal zijn.

Veelzijdigheidszadel zijn een goed alternatief voor ruiters die maar één zadel willen aanschaffen en die met hun paard zowel buiten in de natuur als binnen in de rijbak willen rijden.

Niet alleen op straat, ook in het bos kun je allerlei verkeersborden tegenkomen. Als je met je paard in het verkeer begeeft, dien je je aan alle verkeersregels te houden. Het klinkt misschien raar, maar paarden behoren volgens deze verkeerswet tot voertuigen en moeten zich daarom aan deze wet houden. Iedereen die op basis van zijn opleiding en lichamelijke gesteldheid in staat is het dier onder controle te houden, is geschikt om deel te nemen aan het verkeer. Je paard moet zijn uitgerust met een optoming met bit, of een geschikt bitloos hoofdstel, ongeacht of je op het paard rijdt of dat je hem aan de hand meeneemt. Volgens de algemene wet zijn paard en ruiter gelijk aan een langzaam rijdend voertuig en moeten zij daarom op de openbare wegen zo ver mogelijk recht lopen. Maar niet in de berm! Bovendien moeten paard en ruiter voldoen aan de verlichtingsvoorschriften voor voertuigen. Reflecterende beenbeschermers en kleding zijn aan te raden. Het is niet toegestaan om een weg te gebruiken die alleen voor voetgangers bestemd is, ook al loop je naast je paard. Hoewel je naast je paard loopt, moet je dus wel op straat lopen. Als je meerdere paarden wilt meenemen is dat alleen toegestaan als de paarden door een touw aan hun halster met elkaar zijn verbonden. Over de halster moet een hoofdstel zijn bevestigd en je moet de teugels  van de paarden vasthouden. Het is niet toegestaan om paarden los of met halster en halstertouw mee te nemen. Bovendien moet je de mest die je paard eventueel achterlaat, opruimen. Volgens de wet hoef je dat niet meteen te doen. Je kunt dus terugrijden naar de stal en er geschikt gereedschap voor gaan halen. Als je de mest gewoon laat liggen, bega je een overtreding. Bij buitenritten gelden drie paarden als een formatie. Binnen een dergelijke formatie mag je met z'n tweeën naast elkaar rijden, maar het hoeft niet. Als je met veel ruiters op pad gaat, kun je beter meerdere formaties vormen met een geschikte afstand tussen de groepjes. Omdat je als groep net zo telt alsof je alleen zou zijn, mag je bijvoorbeeld bij een rood verkeerslicht oversteken, als deze op groen stond toen de voorste ruiter overstak. Volgens de wet moet een dergelijke formatie wel een formatieleider hebben. Die geeft instructies per hand en is er verantwoordelijk voor dat de verkeerswet wordt nageleefd. Bij de overgang van een langzaam naar sneller tempo geeft deze een teken door zijn hand omhoog te houden. Bij het verlagen van het tempo steekt hij zijn arm zijwaarts uit en laat hij de arm naar beneden zakken. Als de groep het bos ingaat, wordt het al ingewikkelder. De voorschriften hoe in bos en buitengebied te gedragen, kunnen namelijk per natuurgebied verschillen. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb