Connemara

De Britse eilanden maakte zich rond 15 000 voor Christus los van het continent. De paarden die zich er bevonden kregen gedurende 14 000 jaar in het geheel geen bloed van andere rassen meer. Vanaf de Bronstijd, voerden plunderaars uit het noorden hun paarden op de eilanden in. Later was het de beurt aan de Friezen. Tenslotte kwam er in de 13de eeuw oosters bloed bij van Fenicische paarden waarmee de Britse paarden gekruist werden.

De verschillende invloeden die het ras heeft ondergaan zijn bij de connemara nog duidelijk aanwezig. Men treft bij hem het evenwichtige van de Iberische rassen aan, de kracht van de cob, de beweging van de hackney. Het lijkt wel of de connemara van ieder ras het beste en alleen maar het beste heeft meegekregen.

De connemara staat recht en stabiel op zijn benen. Hij heeft stevige benen met harde, vlakke gewrichten en sterke voeten. Het spronggewricht is sterk en goed geplaatst waarmee hij een grote springkracht kan bereiken. De achterhand is massief, vaak dubbel en welgevormd. De staartwortel zit zeer hoog. De korte brede rug draagt bij aan zijn algemene kracht. Aan de sterke hellende schouders dankt hij zijn talent voor springen en de wijdte van de beweging. De hals, die langer is dan bij andere pony's, is een waarborg voor een grote wijdte van de beweging en draagt ook bij aan het talent van deze pony voor springen.

Gemiddelde schofthoogte: maximaal 1,47 meter.

Alle kleuren zijn toegestaan, behalve bont. De meest voorkomende kleuren zijn grijs, zwart, vos- en izabelkleurig. De laatste jaren ziet men ook steeds meer rood- en wijnschimmel.