Spijsvertering

Paarden zijn weidedieren en nemen voortdurend kleine hoeveelheden voedsel tot zich. Dit gedrag bepaalt ook de structuur van het spijsverteringsstelsel; de maag is relatief klein en mag telkens slechts geringe voedselhoeveelheden bevatten. De feitelijke vertering vindt in de darmen plaats

De snijtanden bijten het voedsel af. Met behulp van de tong en de kiezen wordt het geheel vermalen, met speeksel vermengd en via de slokdarm en de maag wordt het naar de dunne darm getransporteerd. De lever, de alvleesklier en de darmcellen produceren enzymen die de voedingsstoffen op zo'n manier splitsen dat de dunne darm ze kan afgeven aan het bloed

De resterende voedselbrij arriveert in de blinde darm en de dikke darm, waar de fermentering van de moeilijk verteerbare koolhydraten, zoals cellulose, begint

Het voedsel dat een paard eet, heeft in het algemeen een lage voedingswaarde, dus moet hij grote hoeveelheden veroberen. Daardoor brengt hij een groot deel van zijn tijd etend door. Op een gemiddelde dag eet hij ongeveer twee procent van zijn lichaamsgewicht, dat in tegenstelling tot vleeseters, die in het wild niet eens elke dag eten

Om deze enorme hoeveelheid voedsel aan te kunnen, heeft een paard niet alleen een sterk gebit nodig, maar ook een groot spijsverteringskanaal. De vertering begint in de mond, waar kiezen het groenvoer fijnmalen en speeksel de chemische afbraak start. Paarden produceren enorme hoeveelheden speeksel, ongeveer elf liter per dag. De voedselbrij passeert de maag en de dunne darm, waar enzymen er verder op inwerken. De blind eindigende zak die bekenstaat als blinde darm markeert de scheiding tussen de dunne en de dikke darm. Die speelt een hoofdrol in het verteringsproces, want in de blinde darm bevinden zich de goedaardige bacteriën en protozoa die in de planten aanwezige cellulose afbreken. Opname van vooral vitamines en water vindt plaats in de dikke darm, waarna de resten plus afvalstoffen het lichaam als mest verlaten

De mondholte. De spijsvertering begint in de mond. De lippen werken het voedsel naar binnen. De tanden vermalen het tot een papje dat met speeksel wordt vermengd dat door de speekselklieren geleverd wordt. De tong, een grote spier voorzien van smaakpapillen, maakt het mogelijk diverse smaken te onderscheiden en brengt het voedsel naar de keelholte

De keelholte die enerzijds naar het strottenhoofd en de ademhalingswegen leidt en anderzijds naar de slokdarm

De slokdarm. Deze ongeveer 1,20 meter lange buis begint bij de keelholte, loopt via de gehele hals om uit te komen in de maag. Ter hoogte van de krommingen, daar waar de borst en de maag beginnen, kunnen zich verstoppingen voordoen

De maag van het paard is heel klein te opzichte van de omvang van het dier. Ze heeft een inhoud van 10 tot 15 liter. De maagwand is nauwelijks rekbaar en een spierband blokkeert een terugkeer van het voedsel naar de slokdarm: het paard is dus nauwelijks in staat over te geven. Als er een te grote hoeveelheid voedsel in de maag ophoopt, kan deze scheuren. Het voedsel moet de maag dus snel verlaten en in de  darm terechtkomen

De dunne darm. Met een lengte van 25 meter is hij onderverdeeld in drie delen:

- de twaalfvingere darm met een lengte van 1 meter die het voedsel snel doorvoert

- de nuchtere darm waar de doorvoer trager verloopt, zodat de verteringssappen van de maag, de lever, de alvleesklier en de darm op tijd hebben op het voedsel in te werken

de sterk gespierde kronkeldarm (30 tot 70 cm) stuwt het voedsel naar de dikke darm

De lever, die 5 kg weegt, is de grootste klier van het organisme. Hij speelt een rol in de spijsvertering door het gal, dat hij rechtstreeks in de twaalfvingerige darm perst, af te scheiden (het paard heeft geen galblaas)

De pancreas (alvleesklier) loost ongeveer 7 liter pancreassap in de twaalfvingerige darm! De enzymen in dit sap verteren de vetten, eiwitten en koolhydraten. Daarnaast produceert de pancreas zeer belangrijke hormonen die de bloedsuikerspiegel regelen

De dikke darm bestaat uit de blinde darm, de colon (karteldarm) en de endeldarm (rectum.) De blindedarm van het paard, met een capaciteit van 30 tot 35 liter, is een soort 'gistingsvat'. De belangrijkste functie is de vertering van celstoffen (zeer overvloedig aanwezig in plantaardige voeding met name in hooi.) De colon neemt praktisch de helft van de buik in beslag waar hij zich twee keer om zichzelf heen vouwt. Brede gedeelten worden afgewisseld door smalle gedeelten; bovendien is de aanhechting van de colon nogal slap. Dat maakt het paard ontvankelijk voor kolieken, omdat er voedsel in de krommingen kunnen achterblijven. De darm kan ook verdraaid komen te zitten of zich verplaatsen; in dat geval is een chirurgische ingreep noodzakelijk. De colon komt uit in de kleine colon die 4 meter lang is en waar zich het mest wordt gevormd dat vervolgens via de endeldarm en de anus wordt uitgedreven