Doppen, haken en wolfskiezen

Van een gebit met afwijkingen heeft ook een paard last. Hij kan onder andere last hebben van doppen, scherpe randen, haken, ruimtes tussen de kiezen en wolfskiezen. Meestal geeft het paard al bepaalde signalen af waaraan je kunt aflezen dat hij last heeft van zijn gebit. Bijvoorbeeld door vaak met zijn hoofd te schudden tijdens het rijden of je merkt met het sturen naar links makkelijker gaat dan naar rechts. Niet alleen tijdens het rijden maar ook op stal kan het paard signalen afgeven. Misschien kauwt hij zijn brokken moeilijk en vallen er tijdens het eten veel uit zijn mond, of zie je tijdens het eten van zijn hooi proppen hooi terug uit zijn mond komen omdat hij het niet goed meer kan vermalen. Voorkomen is beter dan genezen dus is het raadzaam om een paardengebit regelmatig te laten controleren. 

 

Wanneer het dier om het minste of geringste pijntje in de mond zou stoppen met eten, heeft het minder energie en neemt de kans in het wild op overleven af. Op het moment dat hij zijn eten toch laat staan, ben je vaak al ver van huis. Daarom is het verstandig om een volwassen paardengebit minstens eens per jaar te laten controleren door een goede paardengebitsverzorger. Bij jonge paarden die hun melkgebit wisselen, is twee keer per jaar raadzaam. Wisselen verloopt namelijk niet altijd vlekkeloos en gebeurt van het tweede tot en met het vierde levensjaar. Het melkgebit wordt door de nieuwe blijvende tanden en kiezen eruit geduwd. De overblijfselen van het melkgebit noem je 'doppen'. Deze doppen vallen er normaal gesproken vanzelf uit, soms vind je zelfs een dop terug in de voerbak van een jong paard. Het kan echter ook gebeuren dat er een melkkies op een nieuwe kies vast blijft zitten, met als gevolg dat de nieuwe tand of kies niet goed kan doorkomen. Hierdoor kunnen tanden en kiezen op den duur een afwijkende groeirichting aannemen. Het dus zaak dat een deskundige het paard op tijd verlost van eventuele doppen, wat vrij simpel gaat met het goede gereedschap.

 

Volwassen paardentanden groeien nog door tot het zevende á achtste levensjaar. Daarna worden ze door slijtage alleen maar korter. Het paard kauwt zijn eten niet net als een mens met de kiezen recht op elkaar maar maakt elke keer een schuivende beweging. Afwisselend een tijdje links- en rechtsom. Hierdoor slijt het gebit veel sneller. Een paard heeft dus een uitgroeiend gebit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een konijn dat een aangroeiend gebit heeft. Door de verschillende groeistadia van het paardengebit kun je tot het elfde levensjaar van het paard vrij nauwkeurig zien hoe oud hij is.

 

In het wild besteedt een paard ruim zestien uur per dag aan kauwen. Wanneer het behoefte heeft aan een tak of stug gras, is dit voorhanden. Zo houdt het dier zijn gebit gezond. Paarden die door ons op stal worden gehouden, hebben deze mogelijkheid niet. Door een gebrek aan structuur in het voer maakt het paard geen volledige zijdelingse kauwbeweging meer. Hij hoeft immers niet zoveel moeite te doen om brok, hooi of gras weg te krijgen. Daardoor schuiven de kiezen niet meer goed over elkaar, waardoor er scherpe randen aan de kiezen komen die pijnlijk in de wang van het dier gaan drukken. Met een soort grote vijl zal de gebitsverzorger de kiezen weer mooi glad maken. Dit 'raspen' doet via de zenuwen niet direct pijn, maar kan voor sommige paarden toch best gevoelig zijn.

 

Een andere boosdoener die voor de dag kan komen is de wolfskies. Dit kleine stukje rudimentair kiesje dat in 'de lagen' (het stukje tandvlees waar geen tanden en kiezen zit en waar het bit in de paardenmond ligt) van de paardenmond tevoorschijn kan komen. Het kan het paard flink in de weg zitten als het bit er tegenaan komt. Daarom worden ze eigenlijk altijd verwijderd. Wanneer je een wolfskies niet ziet maar wel kunt voelen onder zijn tandvlees dan noemen ze dat een blinde wolfskiez, ook deze wordt meestal weggehaald. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb