Peesaandoeningen

Met name sportpaarden zijn peesaandoeningen de meest voorkomende oorzaak van kreupelheid. Ongeveer 14 procent van alle problemen zijn terug te voeren op aandoeningen aan de pezen in de omgeving van de middenvoet. Pezen hebben als taak om spierkracht over te brengen en beschikken daardoor over een behoorlijk trekkracht. Een paardenpees kan per vierkante centimeter tot maar liefs anderhalve ton trekkracht weerstaan zonder kapot te gaan. Pezen echter kennen maar weinig rek. Peen kunnen gemakkelijk te ver worden uitgerekt of door een trauma geblesseerd raken. Peesweefsel bevat maar weinig vloedvaten, waardoor de genezing vaak een langdurend proces is. Als de pees boven zijn belastinggrens wordt uitgerekt, kunnen aparte vezels of hele bundels scheuren. Waar het weefsel is beschadigd, kunnen ontstekingen ontstaan. Deze kunnen zich verspreiden en vervolgens een niet geblesseerde peesschede aansteken. Bij een zogenaamde verscheuring van de steunpezen van de kogel treedt zelfs een totale verscheuring van de stugge pees op die de ondervoet stabiliseert (musculus interosseus). De voet zakt dan als het ware te ver door bij de kogel. Dit komt vaak voor bij renpaarden. Als een pees helemaal doorgescheurd is, spreken we van een ruptuur. Door een aangeboren verkeerde steling of door een niet volledig genezen ontsteking kan een chronische peesaandoening ontstaan. Aan de achterkant van het pijpbeen (de buigkant) kun je, als je het been optilt, drie pezen voelen: de oppervlakkige buigpees, de diepliggende buigpees met zijn steunband en de zogenaamde musculus interosseus.

Als het paard niet voldoende wordt getraind en/of te weinig conditie heeft, zijn de weefsels van de zachte delen minder belastbaar en daarom vatbaarder voor blessures. Als de spieren na inspanning vermoeid raken, worden ze zo hard dat de kracht direct inwerkt op de pees. Bovendien kunnen te strakke peesbeschermers of bandages tot te zware belasting van de pezen leiden. Als bij het beslaan van het paard fouten over het hoofd worden gezien, zoals te lange tenen of als het paard ongelijkmatig wordt bekapt of beslagen, is dat op den duur ook schadelijk voor de pezen. Andere veroorzakers zijn een foute houding of bouw. Ook aangeboren afwijkingen aan koot- of karpaalgewricht, zoals verkorte buigpezen, zijn mogelijke oorzaken. Andere oorzaken voor peesblessures zijn overgewicht of het inzetten van paarden op te jonge leeftijd. Bovendien kunnen fouten bij het opfokken of fouten bij het voeren (zoals een tekort aan proteïnen en mineralen) peesschades in de hand werken. Bij westernpaarden leidt het ongelijkmatig belasten van het gewicht, zoals tijdens snelle wendingen, eveneens regelmatig tot peesblessures. Als de bodem te zacht, te zwaar, te glibberig of niet egaal genoeg is, kan dat net zo gevaarlijk zijn als een onverwachte beweging, zoals een misstap of een hobbelige bodem. Vooral dravers en renpaarden lopen door de hoge snelheden die ze halen vaak letsel op in de oppervlakkige buigpees, hetgeen zich kenmerkt door een verdikking aan de achterkant van de pees. Een constante te grote rek door topbelasting of verwondingen kan al gauw ontstekingen van de pezen of de peesschedes veroorzaken. Hetzelfde geldt voor een trap door een ander paard en voor botbreuken.

Het is belangrijk dat paarden al op jonge leeftijd voldoende beweging krijgen en goed worden gevoerd. Alleen dan kan het peesapparaat zich stabiel ontwikkelen. In elk geval moet tijdens het rijden overmatige belasting op ongetrainde spieren en pezen worden voorkomen. De beste preventie tegen peesblessures is dus een zinvol trainingsprogramma. Training versterkt de spieren en de belastbaarheid van de pezen. Een goede warming-up is daarom belangrijk. Bovendien zou elke ruiter zowel vóór als na het rijden de paardenbenen moeten checken op tekenen van ontstekingen. Bij drukpijn, warmte of een verhoogde pulsatie rondom de pezen kun je beter niet rijden maar de dierenarts bellen. Als je tijdens het rijden vermoeidheid constateert bij je paard, zoals struikelen, is het raadzaam om te stoppen om verrekkingen  te voorkomen. Pas vooral op wanneer je rijdt op steeds wisselende ondergronden zoals gras, zand en stenen, omdat het paardenbeen gemakkelijk zou kunnen wegglijden. Wees vooral voorzichtig als je buitenritten maakt en rijd alleen 'wedstrijdjes' met vrienden en vriendinnen als je weet dat de ondergrond zich hiervoor leent. Springpaarden kunnen het best altijd peesbeschermers dragen ter voorkoming van het overbelasten of verreken van de pezen in de voorbenen.

Bij de diagnose van peesbeschadigingen is het vaak moeilijk om de ernst van de blessure in te schatten. Vaak laat een ontstoken pees van musculus interosseus medius een vage zwelling zien. Maar elk paard reageert anders, daarom is het raadzaam om alleen al bij een vermoeden van een peesbeschadiging de dierenarts te bellen. Een peesbeschadiging kan gemakkelijk met andere blessures, zoals een purulente infectie of een fractuur van het griffelbeen, worden verward. Om die reden is de voorgeschiedenis van de blessure ook zo belangrijk: wanneer werden de symptomen voor het eerst waargenomen? Waar is het paard voorafgaand aan de blessure geweest? Wat heeft het gedaan? Ook de dagen voorafgaand aan het vaststellen van de aandoening spelen een rol bij het stellen van de diagnose, omdat sommige symptomen pas later kunnen optreden. Om de gevoeligheid voor pijn te testen, wordt het been van het paard opgetild. De dierenarts betast de pezen een voor een, met een steeds meer toenemende druk. Vervolgens moet het paard in stap en vervolgens in draf op een harde bodem lopen om eventuele kreupelheden vast te kunnen stellen en om te kijken of je paard misschien een van zijn benen ontlast. De meest gebruikte methode om peesblessures vast te stellen is de echografie. Hiermee kunnen de ernst van de blessure, een mogelijke gedeeltelijk verscheuring of ruptuur en de precieze ligging van het euvel worden vastgesteld. De dierarts kan daarmee een prognose geven en de therapie bepalen. Veel dierenartsen beschikken tegenwoordig over een mobiele echograaf, zodat je niet meer met je paard naar de kliniek hoeft te komen. Een andere mogelijkheid om tot een diagnose te komen is de tendografie. Daarbij wordt de peesschede met lucht gevuld, waarna röntgenfoto's worden gemaakt. Met warmtebeelden (thermografie) kan een ontsteking vroegtijdig worden geconstateerd en in de gaten worden gehouden. Een CT-scan levert eveneens bruikbare informatie op, maar vereist helaas een volledige narcose. De meest exacte waardes levert een MRI, maar die methode is, net als computertomografie, duur en wordt daarom alleen ingezet als andere methoden geen diagnose opleveren.

Bij een acute peesblessure vertoont het paard vaak een sterk doorzakken in het kootgewricht en is er een duidelijke verdikking van de pees te voelen. Het paard houdt het been gebogen en loopt vaak kreupel. Je kunt vooral een onregelmatigheid aan de oppervlakkige buigpees, de zogenaamde peesboog, zien en voelen, namelijk een warme, pijnlijke, verdikking aan de achterkant van het kootbeen. Deze symptomen wijzen op een acute ontsteking, die waarschijnlijk al aan het genezen is. De zwelling slinkt vaak snel en omdat het paard niet altijd kreupel loopt, blijft de schade in het begin vaak onopgemerkt. Bij een voortdurende verrekking kan uiteindelijk een chronische peesschade ontstaan. In dat geval loopt het paard zelfs niet meer kreupel. Hij reageert ook niet meer echt op druk op de gewonde plek. Deze plek is niet meer voelbaar warmer en de huid laat zich vaak op die plek niet meer verschuiven. Als het paardenbeen wordt afgetast, voelt het verloop vaak bobbelig.

Peesaandoeningen bij rijpaarden zijn goed te genezen, maar vergen wel veel geduld. Als het paard te vroeg weer aan het werk wordt gezet, kan dat tot een terugval leiden. Het gevolg daarvan is dat er steeds meer vezels scheuren en dat littekenweefsel en verklevingen de functionaliteit van het weefsel uiteindelijk zullen belemmeren. Daardoor wordt de pees nooit meer zo stevig als voorheen. Vooral bij sportpaarden is de kans groot dat het paard nooit meer volledig ingezet kan worden. Bovendien kan een voortijdige belasting tot chronische schade leiden. Vaak komt een peesbeschadiging terug, ondanks een goede genezing. Dit heeft nauwelijks invloed op het functioneren van het paard. Ontstekingen van de peesschedes genezen meestal goed, maar vaak steekt de aandoening na een tijd weer de kop op. Als de pees volledig gescheurd is, is het risico groot dat het paard nooit meer echt volledig kan worden ingezet. De belasting moet hierop worden afgestemd.

Om peesblessures te genezen is veel geduld en langdurige behandeling nodig. En niet altijd kan het paard daarna weer volledig worden ingezet. Daarom is het uitermate belangrijk om peesbeschadigingen te voorkomen. Als er niettemin toch iets gebeurt, vergt het maandenlange individuele behandeling en heeft het paard al die tijd rust nodig. In het begin worden meestal koude kompressen op het geblesseerde been aangebracht, die de zwelling moeten verminderen. Na ongeveer een week kunnen warme kompressen worden toegepast, om de doorbloeding te bevorderen. Daarnaast worden genezingsbevorderende injecties met hyaluronzuur gegeven. Ook regelmatige ultrasound behandelingen kunnen helpen om warmte te genereren. Massages kunnen de pijn verminderen en de doorbloeding bevorderen. Op deze manier werkt ook de orthopedische shockgolftherapie, een therapie met drukgolven. De rustfase duurt tussen de drie en achttien maanden, waarbij ongeveer twee weken volledige boxrust nodig zijn om nieuwe vezels te laten groeien. In de rustfase moet het paard minder krachtvoer krijgen, de voeding moet wel naar behoefte worden aangevuld met een mineraalkuur om de groei te ondersteunen. Vervolgens wordt geleidelijk een aangepast bewegingsprogramma ingezet, waarbij de mate van herstel van de pees regelmatig moet worden gecontroleerd. Bij een dergelijk genezingsproces bestaat altijd het gevaar dat er littekenweefsel ontstaat, in plaats van productieve peesvezels, waarmee de latere functionaliteit aanzienlijk wordt vermindert. Daarom speelt passieve beweging een sleutelrol bij volledige genezing. Die moet namelijk verklevingen rondom de genezende pezen voorkomen. De nieuw gevormde collageenvezels kunnen door diverse oefeningen zoals rekken, bewegen aan de longe of aan een voertouw, gelijkmatig en parallel worden opgebouwd. Ook aquatraining of lopen op een band is een aanrader omdat dit voor een gelijkmatig herstel van het weefsel zorgt. Actieve arbeid is taboe, wel kan in overleg met de dierenarts een afgestemd bewegingsprogramma worden opgesteld. Soms is therapeutisch beslag nodig bijvoorbeeld met wiggen, waardoor de achterzijde van het ijzer wordt verhoogd. Bij aangeboren afwijkingen worden ook spalken ingezet die de pees moeten strekken. In sommige gevallen, zoals bij een totale ruptuur of een scheuring van de pezen die de kogel stabiliseren, kan alleen een operatieve ingreep uitkomst bieden. Het nuttige effect van de chirurgische methodes is omstreden.