De zweep als trainingshulp

De meeste jonge paarden kennen de zweep al als een drijvende hulp bij het longeren. Een ruiter kan de zweep vibrerend gebruiken of tegen de groeirichting van de vacht in strijken. Je kunt de zweep ook tegen het lichaam aanleggen of je kunt er een aandachtvragende en voorwaarts drijvende hulp meegeven. Bij jonge paarden kun je bijvoorbeeld de korte springzweep gebruiken bij het aanspringen in galop: je legt hem dan tegen de binnenschouder aan. Zo houd je het gevaar dat je paard bij het aangalopperen met zijn hoeven naar de zweep slaat, heel klein. Als de ruiter de kuit inzet en tegelijk aan de teugels trekt, is dat voor onze vierhoevers een tegenstrijdig commando. Het karakter van het paard bepaalt hoe flexibel de zweep zou moeten zijn. Luie paarden zijn meer gebaat bij een elastische, beweeglijke zweep, terwijl je voor een nerveus paard beter een wat stijver exemplaar kunt kiezen, om te voorkomen dat de zweep niet per ongeluk de paardenbuik raakt.