Paardentandarts

Paarden hebben net als wij mensen melktanden, die later vervangen worden door blijvende tanden. Ook hebben paarden in de boven- en onderkaak zes snijtanden. Ruinen hebben vaak hoektanden, merries hebben deze tanden soms. Alle paarden hebben aan elke zijde in de boven- en onderkaak zes kiezen. Soms zien we voor de eerste grote kies, meestal in de bovenkaak, een klein extra tandje, de zogenaamde wolfstand

Als alle tanden van het paard volledig gewisseld en uitgegroeid zijn, is het paard ongeveer zes jaar oud. De tanden hebben lange wortels en gedurende de verdere levensjaren zullen de tanden steeds iets verder de mond uit groeien. Als een paard jong is, gaat dat met ongeveer 4 millimeter per jaar, op latere leeftijd neemt de groei langzaam af.

Dat de leeftijd van een paard redelijk nauwkeurig bepaald kan worden aan de hand van het gebit komt doordat de tanden van een paard op redelijk vergelijkbare leeftijden wisselen en doordat de binnenkant van het snijvlak op redelijk vaste leeftijden een bepaald herkenbaar patroon vertoont.

Wanneer het slijten van de tanden niet goed regelmatig verloopt, kunnen er scherpe randen aan de boven buitenzijde en de onder binnenzijde  van de kiezenrij ontstaan. Hierdoor kan het slijmvlies van de wang of de tong beschadigd raken. 

Als er door operatie, verwonding of ouderdom een tand verloren is gegaan, zal de tegenoverliggende tand natuurlijk niet meer zo goed kunnen afslijten. Een dergelijk gebitselement verdient dan extra aandacht en moet mogelijk regelmatig wat worden afgevijld. Bij jonge paarden van twee tot vijf jaar is aan te raden om iedere zes weken de tanden en kiezen te laten controleren, in verband met het wisselen. In die periode kunnen snel problemen ontstaan. Na de wisselperiode is een jaarlijkse controle prima.

De al eerder genoemde kleine wolfstandjes (niet te verwarren met de ruinentanden of hoektanden) ontwikkelen zich bij ongeveer zeventig procent van de paarden, meestal voordat ze een jaar oud zijn. In het algemeen hebben de paarden er geen last van, maar toch worden ze verwijderd omdat ze eventueel in combinatie met een bit wat last kunnen gaan veroorzaken. Als een paard proppen kauwt of slecht wil eten, mager wordt, stinkt uit zijn mond of neus, veel speekselt en of eten laat vallen tijdens het kauwen, wordt er al snel aan tandproblemen gedacht. Als het voedsel niet voldoende fijn wordt gemalen door lichte gebitsproblemen, zal dat invloed hebben op de vertering of stofwisseling. Ook bij lichte chronische ontstekingen van het tandvlees of de tanden, zal dit gevolg kunnen hebben voor de weerstand en algemene gezondheid van het paard. Door deze ontstekingen kunnen bacteriën in de bloedbaan terechtkomen die weer elders in het lichaam voor problemen kunnen zorgen, zoals hartklepontsteking