Stalklimaat

De stalklimaat heeft een direct invloed op de gezondheid van het paard

De stalklimaat wordt bepaald door de temperatuur en het vochtgehalte van de stallucht, de samenstelling van de stallucht (bijv. ammoniak, stof en uitgeademde CO2), de luchtbeweging, de luchtsnelheid en het licht in de stal

Er heerst een goed stalklimaat wanneer alles goed is afgestemd op de behoeften van het paard

Optimale staltemperatuur is 10/15 graden Celsius. Lagere temperaturen is geen probleem voor een paard

De staltemperatuur wordt geregeld door goed isolatie en ventilatie

Bij ventilatie wordt overtollige warmte en waterdamp afgevoerd, de vrijgekomen gassen uit de mest (o.a. NH3) en uitgeademde zuurstof (CO2). En schone buitenlucht wordt binnen gehaald

Als norm voor luchtinlaat wordt 500 cm2) per paard aangehouden

De optimale relatieve luchtvochtigheid (RLV) is 60/80%. Lage RLV veroorzaakt irritatie van de slijmvliezen. Hoge RLV kunnen paarden hun overtollige warmte minder goed kwijt

  Boxlengte Boxbreedte
Paarden standaardmaat 3 meter 3 meter
Paarden optimale afmeting 2 x stokmaat 2 x stokmaat
Fokmerries met veulen 4,5 meter 3 meter
Kraambox 4,5 meter 3 meter
Pony's (afhankelijk van schofthoogte) 2,5 meter 2,5 meter

De 5 factoren die het stalklimaat bepalen zijn:

-          Temperatuur van de stallucht

-          Vochtgehalte van de stallucht

-          Samenstelling van de stallucht

-          Luchtbeweging en luchtsnelheid in de stal

-          Licht in de stal

Het klimaat en ook het stalklimaat zijn van invloed op de gezondheidstoestand, de prestaties en het gedrag van het paard

Het is niet snel te koud voor paarden. Lekker behaaglijk voor het paard is 10 graden Celsius, maar een lagere temperatuur is voor paarden geen enkel probleem

De optimale temperatuur voor paarden die prestaties moeten leveren, ligt tussen de 10 graden Celsius en 15 graden Celsius; voor fok- en opfokdieren mag de temperatuur lager zijn

De temperatuur in een stal is te regelen door isolatie van de stal, door ventilatie en eventueel verwarming. Isolatie voorkomt in koude perioden het wegstromen van warmte uit de stal via vloer, wanden en dak en houdt in warme perioden instraling van warmte van buitenaf tegen. Ventileren is het binnenhalen van buitenlucht en het afvoeren van stallucht. Stalverwarming komt in de paardenhouderij soms voor in de vorm van ruimtelijke verwarming (bijv. lucht verhitter.) Dit gebeurt enerzijds omdat paarden op bepaalde tijdstippen in keuringsconditie moeten zijn, anderzijds om de luchtvochtigheid op het gewenste peil te handhaven. Individueel kun je paarden met behulp van een solarium behandelen. De warmstralen stimuleren de doorbloeding van de spieren

De luchtvochtigheid is van belang omdat – indien er sprake is van te droge lucht – dit voor irritatie van de slijmvliezen zorgt. Indien het in de stal te vochtig is hebben ziektekiemen de kans. Een warme vochtige situatie is ideaal voor ziektekiemen. Bij een stal waar de condens druppels aan het dak hangen of langs de ramen lopen is het stalklimaat zeker slecht. Er is dan sprake van slechte ventilatie. De luchtvochtigheid heeft te maken met de hoeveelheid water die in de lucht zit

Absolute luchtvochtigheid: het aantal grammen waterdamp dat er in 1 m3 (kubieke meter) lucht aanwezig is

Relatieve luchtvochtigheid: R.V.; de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die in de lucht zit en de hoeveelheid waterdamp die er maximaal in de lucht kan zitten bij een bepaalde temperatuur, uitgedrukt in procenten

Als de R.V. te hoog is kunnen de paarden hun warmte slecht kwijt. Het ziekterisico is ook bij te hoge R.V. sterk verhoogd, vooral de ademhalingsorganen zijn dan kwetsbaar. Bij een te lage R.V. (minder dan 60%) spreek je van een droge lucht en dan kan hoest optreden

Bij temperatuurverschillen treedt condensatie op. Temperatuur en condensvorming hangen sterk met elkaar samen. Ook buiten de stal – dus in het gewone klimaat – speelt R.V. een belangrijke rol. Denk maar eens aan regen, mist en dauw

De luchtvochtigheid hangt ook samen met de temperatuur. Warme lucht kan meer vocht bevatten dan koude lucht

Stallucht, bij 10 graden Celsius verzadigd met waterdamp (R.V. = 100%), heeft bij stijging van de temperatuur tot 20 graden Celsius een R.V. lager dan 60%. Verwarming van de lucht geeft dus een lagere R.V. Dit komt doordat warme lucht meer vocht op kan nemen

Omgekeerd stijgt de R.V. bij het afkoelen van de lucht, koude lucht kan minder vocht opnemen dus is deze lucht sneller verzadigd

Bereik je de 100% R.V., dan treedt condensatie op; condensatie neem je waar op die plekken waar warme stallucht in contact komt met koude oppervlakken bijv. een koud dak of een koude wand. De gevolgen kunnen zijn: rottende en roestende materialen, verminderde isolatie en druipwater. Plaatsen waar regelmatig condensatie optreedt, moet je hiertegen beschermen

De luchtvochtigheid in de stal moet tussen de 60% en 80% liggen. De R.V. lees je af op een hygrometer

In stallucht heb je CO2 van de uitademing en ammoniak uit de mest. Schadelijke stoffen moet je afvoeren door ventilatie. De hoeveelheid O2, nodig om adem te halen, is eigenlijk altijd voldoende in de stallucht aanwezig. Het gehalte aan O2 in de lucht kan zonder enkel gevaar enkele procenten lager zijn dan 20%

De hoeveelheden CO2 (koolzuur), NH3 (ammonia) en H2S (zwaveldiwater-stof, ruikt naar rotte eieren) zijn schadelijke verontreinigingen in de stallucht. Van deze is H2S het meest gevaarlijk, NH3 is ook nog vrij giftig. CO2 kan in vrij grote concentratie aanwezig zijn zonder dat het schadelijk is

Voor paarden ligt de grens waarbij schade op kan treden bij 0,003 volume procenten NH3 in de stallucht. Een paard met NH3 vergiftiging zal met het hoofd omlaag met de hals tegen de muur gaan duwen. Bij een NH3 vergiftiging is het veelal voldoende om direct het paard in de buitenlucht te brengen

De grootte en plaats van de luchtinlaat en de luchtuitlaat in samenhang met de invloed van de wind bepaalt de luchtbeweging in de stal. Een kleine stal heeft minder buffercapaciteit (opvangmogelijkheden) dan een grote stal

De luchtsnelheid heeft direct te maken met temperatuur. Bij grote temperatuurverschillen en hoge luchtsnelheid spreek je van tocht. Tocht kan hoesten of longontsteking ontstaan

Veranderende lichthoeveelheden veroorzaken vachtwisselingen. Licht heeft bovendien invloed op de stofwisseling van paarden en bij merries op de vruchtbaarheid. Veel licht in de stal geeft meestal ook hygiënischer stal; het vuil valt eerder op

Strooisel heeft ook invloed op het stalklimaat. De meest gebruikte strooiselsoorten zijn stro, houtkrullen, zaagsel en kokosvezels. Bij stro onderscheidt je tarwestro, koolzaadstro, hennepstro en vlasstro

Een goede hygiëne in de stal kan mee helpen om een goed stalklimaat te krijgen. Tot de hygiëne maatregelen behoren onder andere het regelmatig uitmesten van de stallen, het reinigen van de voerbakken en drinkwaterbakken, alsmede ongediertebestrijding. Verwijder ook spinnenwebben en stofnesten: het zijn broedplaatsen voor schimmels

Elk warmbloedig dier produceert warmte. Deze warmte komt vrij bij de stofwisseling en bij het verrichten van arbeid zoals bij het rijden en springen

Het warmtereguleringscentrum in de hersenen regelt de lichaamstemperatuur. Het paard regelt de lichaamstemperatuur binnen de behaaglijkheidzone (= dat gebied waarbinnen het paard zijn lichaamstemperatuur op peil kan houden. Dit gebied zit ongeveer tussen 32 graden Celsius en -20 graden Celsius)

Binnen de behaaglijkheidzone wordt de lichaamstemperatuur langs fysische weg geregeld. Dit kan het dier door meer of minder te zweten (verdampen van water door de huidporiën kost warmte) en door de ademhalingsfrequentie te veranderen (verdampen van water uit de neus.) Maar ook door meer of minder bloedcirculatie in de huid (verwijden of vernauwen van de haarvaten) en door het opzetten van de haren

Bij een temperatuur boven de behaaglijkheidzone kan het dier niet alle geproduceerde warmte aan de omgeving kwijt. Het gaat dan minder eten zodat minder warmte vrijkomt, maar hierdoor treedt ook een daling in prestaties op. Voor paarden en pony’s die bij het opstallen een lange vacht hebben kan het noodzakelijk zijn om ze, wanneer ze prestaties moeten verrichten, geheel of gedeeltelijk te scheren bijv. onder langs de hals, de flanken en buik. Het lange haarkleed belemmert nl. een snelle afgifte van de overtollige warmte door transpiratie; bovendien geeft een door transpiratie doorweekt haarkleed geen bescherming tegen koude zodat de kans op kouvatten groot is

Een goede ventilatie is nodig om een te hoge staltemperatuur te voorkomen en om waterdamp, koolzuur en andere gassen af te voeren. Door isolatie is een groter verschil tussen binnen- en buitentemperatuur mogelijk. Er treedt ook minder snel condensatie van waterdamp uit warme stallucht op tegen een geïsoleerde buitenmuur, zolder of dak

Je kunt op twee manieren ventileren: natuurlijk en mechanisch