Werken met balkjes

Stap 1: Wennen aan de balkjes

Wanneer je gaat beginnen met deze oefening, leg je een springbalk twee tot drie meter van de bakrand af zodat er een opening ontstaat tussen de omheining en de balk. Loop nu met je paard door deze opening, waarbij jijzelf altijd aan de kant van de balk blijft lopen. Mocht het paard schrikken van de balk, dan springt hij bij je vandaan in plaats van naar je toe. Probeer je paard aan een los lijntje te laten lopen en besteed zelf geen aandacht aan het feit dat de balk daar ligt. Draai het paard na een halve cirkel om en loop ook eens de andere kant op. Als het paard rustig langs de balk loopt, ga je de balk een klein stukje opschuiven richting de omheining. De opening tussen de balk en de omheining wordt dus iets kleiner. Loop nu met je paard vanaf beide kanten door de opening en beloon je paard wanneer hij het goed doet. Merk je dat hij erg gaat versnellen om langs de balk te komen? Probeer dan om hem in de aanloop richting de balk steeds stil te zetten, een pasje achterwaarts te laten doen en weer voorwaarts weg te laten lopen. Schuif de balk steeds verder op tot deze uiteindelijk aangesloten tegen de omheining ligt. Je paard moet nu over de balk heen stappen. Doordat je de oefening op deze wijze hebt opgebouwd, heeft je paard als het ware 'naar buiten leren denken', omdat aan de buitenkant steeds een opening was. Dit is een voordeel in je training omdat de kans veel kleiner is dat hij naar jou toe springt of om de balk heen zal proberen te lopen.

Stap 2: Mikado

Als je paard goed gewend is aan het lopen over de springbalk, kun je deze oefening wat gaan uitbreiden. Bijvoorbeeld door eenos met je paard aan de hand over de balk heen te draven. Let hierbij goed op dat je naast je paard blijft lopen, want het kan best gebeuren dat hij ineens een enorme spring neemt, nu je in een hoger tempo over de balk gaat. Gaat één balkje goed? Dan kun je ook meerdere balkjes gaan neerleggen. Voor de oefeningen in stap leg je de balken ongeveer tachtig tot negentig centimeter uit elkaar, afhankelijk van de grootte van je paard. Pas de afstand aan wanneer je merkt dat je paard niet helemaal lekker uitkomt. Wil je hetzelfde doen in draf? Dan moet je de afstand tussen de balkjes vergroten naar 1,20 tot 1,50 meter. Natuurlijk kun je er ook voor kezen om de balkjes net wat dichter bij elkaar te leggen, zodat je paard iets meer moet verzamelen. Of leg ze juist verder uit elkaar, zodat hij zal verruimen. Naast variëren in tempo kun je ook gaan variëren in hoogte. Dit kun je doen door van iedere balk één kant op een springstaander of emmer te leggen. Je kunt ook bij de ene balk de linkerkant verhogen en bij de andere balk de rechterkant. Of je plaats de balken op verschillende hoogtes, zodat je paard zijn benen steeds op verschillende hoogtes moet optillen. Om je paard echt goed te laten opletten waar hij zijn voeten neerzet, kun je gaan spelen met de afstand tussen de balken. Je legt de balken niet op gelijke afstand van elkaar, maar plaatst ze kriskras door en over elkaar als een soort mikado.

Stap 3: Smalle doorgang

Je kunt je balkjes ook gebruiken om een smalle doorgang te creëren. Het doen van deze oefening kan erg helpen bij paarden die moeite hebben om bijvoorbeeld een spuitplaats op te gaan, die hun box moeilijk in- of uitgaan of die de trailer niet in willen. Door de doorgaan stapsgewijs op te bouwen, werk je aan hun zelfvertrouwen in kleinere ruimtes. Begin met twee springbalken die je op ongeveer anderhalve meter afstand van elkaar legt. Loop nu rustig met je paard tussen deze balkjes door. Wanneer dit goed gaat, kun je proberen om je paard stil te zetten tussen de balkjes, hem een paar pasjes achterwaarts te vragen en weer weg te stappen. Je paard zal achterwaarts gaan tussen de balkjes in het begin misschien nog best spannend vinden, Hij weet immers dat de balkjes daar liggen. Je kunt de oefening uitbreiden door de smalle doorgang ook in draf te nemen of de balkjes steeds iets dichter bij elkaar te leggen. De volgende stap is het verhogen van de smalle doorgang. Maak van twee staanders een hele hoge hindernis door een springbalk op de hoogste stand in de staanders te leggen. Doe dit ook met de andere staanders en balk en zet beide hindernissen tegenover elkaar met ongeveer een meter ruimte ertussen. Loop een paar keer rustig met je paard door de smalle doorgang. Houd er rekening mee dat je paard dit een stuk spannender kan vinden, ook al is de afstand tussen de balken nog hetzelfde. Merk je dit bij je paard? Zet de hindernissen dan wat wijder uit elkaar, om hem rustig te laten wennen. Als je paard rustig tussen de hindernissen in staat. Laat hem een paar seconden halthouden en loop de doorgang weer uit. Om de oefening nog wat verder uit te breiden, kun je twee dekens of plastic dekzeilen over de balken leggen. Dit zal voor je paard nog wat moeilijker zijn, omdat hij er nu niet meer tussen de balken door kan kijken. Voor paarden met een trailerprobleem is dit een goede manier om hem te leren wennen aan het staan in een kleine ruimte, zonder dat je hier een trailer voor nodig hebt.

Stap 4: L-shape

De laatste oefeningen met balken is de L-shape. De L-shape is, zoals de naam al zegt, een L-vorm die je creëert door vier balkjes op de grond te leggen. Het werken met de L-shape kan je paard erg helpen met zijn coördinatie, de souplesse van zijn lichaam en de bewustwording van zijn achterbenen. Door deze oefening uit te voeren kun je leren om je paard niet alleen recht achterwaarts te zetten, maar ook om hem achterwaarts een bochtje te laten maken. Je kunt deze oefening goed gebruiken als onderdeel van het grondwerk met je jonge paard of als afwisseling voor paarden die moeten revalideren. Ook kan deze oefening je helpen bij een paard dat het moeilijk vindt om netjes achterwaarts van de trailerplank te lopen. Wanneer je gaat beginnen met het werken met de L-shape, maak je de L in het begin goed breed. De oefening moet zowel voor jou als je paard in het begin niet te moeilijk zijn! Zorg ervoor dat er de eerste keer ongeveer een meter ruimte tussen de balken zit. Als het goed gaat, kun je deze afstand steeds kleiner maken. Loop eerst een paar keer voorwaarts met je paard door de L-shape, om hem aan de oefening te laten wennen. Herhaal dit totdat je paard rustig en ontspannen door de balkjes loopt. Daarna is het tijd voor de volgende stap. Je gaat het paard nu stapsgewijs leren om achterwaarts te gaan tussen de balkjes. Om daarmee te beginnen, loop je met je paard de L-shape in en stop je hem wanneer hij met zijn neus in de hoek is. Laat hem even een paar tellen staan en zet hem daarna rustig achterwaarts de L-shape uit. Gaat dit goed? Dan vraag je je paard om steeds verder in de L-shape te stoppen, zodat het gedeelte dat hij achterwaarts moet doen steeds wat langer wordt. Let goed op de positie van zijn hoofd als je je paard achterwaarts de bocht om wilt sturen. Als je het hoofd van je paard wat naar links brengt, zullen zijn achterbenen naar rechts gaan en andersom. Wanneer deze oefening goed gaat, loop je met je paard tot aan het einde van de L-shape en voer je de hele figuur achterwaarts uit. neem rustig de tijd en probeer je paard echt stap voor stap te begeleiden. Je zult merken dat hij het de eerste keer misschien nog wat spannend vindt om achterwaarts een bocht te maken, hij weet namelijk dat er een balkje achter hem ligt. Probeer hem dus op tijd met zijn hoofd in te sturen, zodat hij de bocht kan maken zonder het balkje aan te tikken. Doe deze oefening ook van beide kanten. Je zult waarschijnlijk merken dat het paard één kant op makkelijker de bocht kan maken. Ieder paard is, net als wij mensen, namelijk links of rechts gebogen. Door juist ook de kant te oefenen die het paard moeilijker vindt, kun je hem een beetje soepeler gaan maken.