Polo

Polo is de snelste teamsport te paard. Om dit spel te spelen, zijn hoog in het bloed staande, snelle en wendbare paarden nodig en moet men het hoofd koel houden. Om die reden heeft de polospeler niet alleen een uitstekend evenwichtsgevoel, maar kan hij ook als geen ander met een bal omgaan. Het vereist van de ruiter veel coördinatievermogen tussen hand en oog

Polo werd al in het Oude Perzië gespeeld, waar de mensen het 'chaugan' noemden. Later maakten de Chinezen en vanaf de 6de eeuw Japan kennis met dit spel. In de 17de eeuw bereikte deze sport via Tibet, Manipur, een bergregio in India. Daar heette ze 'pulu'.

In de 19de eeuw raakte Europa ermee vertrouwd, nadat Britse officieren in Assam een poloclub hadden opgericht

Oorspronkelijk was polo een spel voor hoge militairen; dit extravagante imago is tot op de dag van vandaag voelbaar. Hoe goed de teams zijn, hangt voor een groot deel van de paarden af. Een polopony (tegenwoordig zijn het doorgaans paarden; de limiet van 1,42 m werd in 1916 afgeschaft) moet snel, sterk, atletisch, lenig, moedig en vooral kalm zijn, maar ook uithoudingsvermogen hebben. Hij moet, zoals de westernruiters zeggen 'op een dollar kunnen draaien', buitengewoon snel zijn en kwiek reageren op gewichtshulpen

Polopony's hebben meestal zeer scherpe bitten en het zijn Volbloedkruisingen

Polo wordt in twee teams van elk vier spelers gespeeld. Het veld is hoogstens 274,3 meter lang en tussen de 146,3 en 182,9 meter breed. De plastic bal weegt tot 127,5 gram. De sticks zijn voorzien van een houten hamer (slagkop); de bamboesteel is hoogstens 1,37 meter lang

Het spel is verdeeld in speeltijden van elk 7,5 minuut, die men 'chukkas' noemt. Twee bereden scheidsrechters houden alles in de gaten. Doorgaans worden zes chukkas gespeeld, internationaal zijn er acht geoorloofd. Geen enkel paard mag twee opeenvolgende chukkas of tijdens het spel meer dan twee chukkas spelen

Ieder speler krijgt in internationaal verband een vastgestelde, individuele handicap. Deze is afhankelijk van zijn prestaties. Hoe hoger de handicap - 2 tot 10, al naargelang de gemaakte doelpunten - hoe beter de speler is. Bij vrijwel alle wedstrijden wordt er rekening gehouden met het aantal handicaps om ervoor te zorgen dat beide teams min of meer dezelfde kansen krijgen