Kissing Spines

Het Kissing Spines Syndrom (KSS) is een pijnlijke ontsteking als gevolg van de vorming van nieuw botmateriaal aan de wervelkolom. Er ontstaan botwoekeringen waardoor de doornvormige uitsteeksels aan de bovenzijde  van de wervelkolom dichter bij elkaar komen te liggen of elkaar zelfs kunnen raken. Daardoor ontstaan er in dit gebied ontstekingen met als gevolg exostose (benige uitwas van het bot). De wervelkolom is bij een paard ongeveer drie meter lang en bestaat uit zeven nekwervels, achttien borstwervels, zes lendenwervels, vijf kruiswervels (die bij een volwassen paard vergroeid zijn tot het zogenaamde heiligbeen) en vijftien tot 22 staartwervels. Elke wervel bestaat uit een wervellichaam, wervelboog en diverse uitstulpingen, waarbij de doornvormige uitsteeksels aan de bovenkant liggen. De wervelkolom wordt bij elkaar gehouden door vele korte ligamenten en door de tussenwervelschijven die werken als een schokdemper, zij zorgen voor stabilisatie en controleren de beweeglijkheid van de rug. De rug wordt stabiel als hij door aanspanning van de buikspieren naar boven wordt gedrukt. Daardoor raken de doornuitsteeksels aan de wervellichamen van elkaar verwijderd. De hiertussen liggende ligamenten beschermen de wervel tegen een overdreven welving. KSS ontstaat vanwege het naar onder doorbuigen van de rug. Daardoor komen die doornvormige uitsteeksels dichter bij elkaar en kunnen er ontstekingen en botwoekeringen ontstaan. Dat gebeurt het meest tussen de twaalfde en de achttiende borstwervel, omdat hier de afstand tussen de doornvormige uitsteeksels korter is dan tussen de overige delen van de wervelkolom. Een te nauwe stand is vaak van jongs af aan aanwezig en wordt door een verkeerde training alleen maar erger. Klinisch worden er twee vormen van KSS onderscheiden: bij de subklinische vorm gaat het om een pijnloos omvormingsproces. De klinische vorm van KSS daarentegen is voor het paard een pathologisch en pijnlijk proces. De problemen ontstaan geleidelijk in een periode van maanden of zelfs jaren.

De oorzaken zijn nog niet geheel duidelijk. Een predispositie (aanleg) in combinatie met de inwerking van de omgeving en/of ruiter kan leiden tot KSS. Bij veel paarden laat het röntgenbeeld KSS zien zonder dat het paard zelf symptomen heeft. Aangeboren dicht bij elkaar staande wervels hoeven dus nier perse pathologisch te zijn. Het welven van de rug naar beneden heeft meestal een externe oorzaak: wervel twaalf tot en met achttien liggen namelijk precies op het punt waar het zadel ligt. Door een verkeerde manier van rijden veroorzaakt de ruiter het rugprobleem van zijn paard. Maar KSS komt ook wel voor bij paarden die helemaal niet worden bereden. Als het paard al tijdens de groei te zwaar werd belast, een slecht passende uitrusting had of verkeerd is gevoerd (een hooinet wat te hoog hangt), dan kunnen problemen ontstaan. Daarnaast kunnen spanning in de rug of een ongeval KSS veroorzaken. Vaak zijn renpaarden aangedaan omdat zij met een omhoog getrokken hoofd en een naar onder gedrukte rug worden bereden.

De rugspieren dienen regelmatig te worden gecontroleerd, vooral daar waar het zadel ligt. Een goed passend zadel is uitermate belangrijk omdat daarmee de opbouw van de spieren niet wordt gehinderd. Bovendien dwingt een drukkend zadel het paard zijn rug hol te maken. Een paard moet goed worden opgeleid, getraind en bereden worden zodat hij zijn rug welft en niet in een holle stand wordt vastgezet. Daarvoor moet het paard goed losgereden worden. De ruiter moet daarnaast een passend gewicht hebben; een te zware ruiter is te belastend voor de paardenrug en kan daardoor schade aanrichten. Een paard dat op de juiste manier wordt gehouden loopt minder kans op rugproblemen.

De symptomen van KSS zijn erg complex en het ziektebeeld is moeilijk te diagnosticeren, omdat elk paard anders omgaat met rugklachten. KSS kan zich met algemene symptomen voor rugklachten manifesteren: pijnlijke reacties bij het poetsen of opzadelen, slaan met het hoofd of in het extreme geval bokken of juist blijven staan. Bij het springen drukt het paard zijn rug weg of hij weigert om te springen. Dressuurpaarden met KSS hebben een onvoldoende ruime pas en kunnen slecht verzamelen of hebben moeite met lengtebuiging, ze zijn stijf in de wendingen en reageren niet op halve ophoudingen. Zwakke rugspieren of een ingeklemde of scheve staart kunnen eveneens op rugproblemen duiden.

Als de doorvormige uitsteeksels eenmaal aan elkaar gegroeid zijn, kunnen deze niet meer worden gescheiden. KSS is ongeneeslijk. Bij een positieve diagnose is het belangrijk om het paard pijnvrij te krijgen en te houden. In minder ernstige gevallen kan de pijn worden bestreden en kan het paard voor zijn gewone werk nog worden gebruikt. Vaak wordt een paard met KSS met corticosteroïden of andere ontstekingsremmers ingespoten  om de vicieuze ontstekingscirkel te doorbreken. Bij zware gevallen kan een 600 à 700 euro kostende operatie worden uitgevoerd, waarbij de aangedane doornvormige uitsteeksels worden afgezaagd. Dat leidt meestal tot verbetering. Ook alternatieve geneeswijzen zoals acupunctuur of andere alternatieven voor artrose kunnen verlichting bieden. Fytotherapie, bloedzuigers of magneetveldtherapie kunnen eveneens uitkomst bieden. Het gevaar dat de problemen terugkomen bij KSS is echter groot.

Vaak zijn Engelse Volbloeds en volbloedkruisingen van KSS aangedaan. Engelse Volbloedpaarden en volbloedkruisingen zijn gevoeliger voor het ontwikkelen van KSS omdat bij deze paarden de doornvormige uitsteeksels van nature dicht bij elkaar staan. De problemen treden vaker op bij paarden tussen de twee en acht jaar, daarna nog maar zelden. Jonge paarden met een karperrug worden eerder getroffen. De typische leeftijdgebonden karperrug bij oudere paarden veroorzaakt maar zelden problemen omdat de wervelkolom dan al uitgegroeid is. Vanwege de constante rugpijn kunnen veel paarden met KSS niet worden bereden, maar als de botwoekeringen zijn vergroeid kun je er wel weer op rijden. De rug is dan niet zo soepel en de gangen worden vlakker. Na een operatie heeft het paard drie tot vier weken stalrust nodig. Daarna kun je langzaam weer beginnen met looptraining in stap. Na de opbouwtraining mag je drie tot vier maanden heel voorzichtig in het zadel 'glijden' en rijden en pas na zes maanden mag je paard weer gewoon belasten en rijden als voorheen. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb