Lokai

De Lokai heeft zijn thuisbasis in de bergen van Tadzjikistan, waar het ras in de 16de eeuw uit inheemse steppepaarden en nomadische paarden uit Centraal-Azië is ontstaan. Om grotere en meer veelzijdige paarden te verkrijgen, werd het gekruist met andere rassen, waaronder de Achal-Teké. Door de invloed van Arabieren en Turkmenen werden de paarden weliswaar groter en verfijnder, maar ze konden hun oorspronkelijke eigenschappen en voorkomen niet behouden. De jonge paarden worden op de renbanen van Tasjkent en Doesjanbe getest op snelheid, uithoudingsvermogen en gezondheid.

Dit veelzijdige dier wordt als werk- en rijpaard ingezet. In veel gebieden van Tadzjikistan en het Pamirgebergte is de Lokai als rijpaard en lastdier het enige transportmiddel. De melk van de merries wordt verwerkt tot room, kaas, boter en koemis, een licht alcoholische drank.

De Lokai heeft een lang hoofd met lange oren en een recht profiel, soms ook met een elandneus. De hals is kort en recht, de romp heeft voldoende diepte, de schoft is goed geprononceerd. Rug en lendenen zijn smal. De ledematen hebben verfijnde botten, de achterbenen zijn in dat opzicht van minder goede kwaliteit. De hoeven zijn hard, de manen en staart verfijnd. De Lokai is bruin, schimmel, zwart of voskleurig, vaak met een metalige glans.

Deze pony met veel uithoudingsvermogen is snel, veelzijdige, vriendelijke, tredzeker en bestand tegen extreme klimaten. Deze eigenschappen dienen bij kruisingen behouden te blijven. De Lokai is geschikt voor alle disciplines. Dus ook voor springen en dressuur.

Stokmaat: 1,45 - 1,50 meter

Maak jouw eigen website met JouwWeb