Gelderse paard

Er is een aantal verschillende rassen bij de ontwikkeling van het Gelderse paard dat, zoals de naam al zegt uit Gelderland komt en ontstond in de 19de eeuw. Door inheemse merries te kruisen met onder andere Engelse, Franse, Duitse, Hongaarse en Poolse hengsten werd een uitstekend paard gefokt dat op twee terreinen kon worden ingezet: het was stevig genoeg voor agrarisch of tuigwerk en niet te zwaar om te worden bereden. In het fokprogramma, dat opviel door de gezonde selectiecriteria, werd ook Hackneybloed gebruikt. Alleen de sterke paarden werden gebruikt op de stoeterij. Door de mechanisatie waren paarden minder nodig op het land en brachten de fokkers volbloed in om het Gelderse paard lichter te maken.

Stokmaat: Ongeveer 1,60 meter

Kleur: Voornamelijk kastanjebruin, soms bruin of schimmel

Bouw: Nogal vlak, verstandig hoofd, het profiel soms wat bol; sterke hals; goede schouders met tamelijk lage schoft; tamelijk lang, maar sterk lijf met goede diepte onder de singel; krachtige achterhand met hooggeplaatste staart; lange, sterke ledematen met goede gezonde hoeven.

Maak jouw eigen website met JouwWeb