IJslander

De Noormannen, of Vikingen, vanaf de 9de eeuw na Christus IJsland binnen. Volgens de overlevering waren de eerste kolonisten twee Noorse stamhoofden, Ingolfur en Leifur. Later kwamen daar Noormannen uit de kolonies die in Groot-Brittannië gevestigd waren bij. Dit oorlogszuchtige volk nam paarden mee op die grote open Vikingen schepen. De IJslandse pony deelt zijn oorsprong dus met de pony's uit het noorden van Europa en de Britse eilanden.

De IJslandse pony is in de hele wereld beroemd om zijn oude gangen, de telgang en de tölt, die hij naast de drie basisgangen bezit. De telgang is een soort draf waarin de pony afwisselend de laterale benenpaar neerzet. Het is een regelmatige en snelle gang. De tölt is een soort van snelle stap in vier tempi waarbij het paard de benen hoog optilt. Het is een veilige gang op afwisselend terrein waarmee het paard fors kan versnellen.

Ondanks zijn kleine omvang, is de IJslandse pony een echt paard. Zeer gespierd als hij is, is hij met gemak in staat een volwassen man op zijn rug te dragen met een behoorlijke snelheid. Bovendien is hij opmerkelijk sober: uit het weinige voedsel weet hij veel energie te halen. De paar kudden die nog semi in het wild op het eiland leven weten zich praktisch zonder hulp van de mens in leven te houden.

De korte, gedrongen IJslander bezit een zeer gespierd lichaam. Zijn verticale schouder maakt de verheven bewegingen van zijn gangen mogelijk. Zijn benen komen ten opzichte van zijn lichaam wat lichter over, maar zijn perfect gebouwd en sterk met korte pijpen en lage spronggewrichten. Zijn zware, ten opzichte van zijn lichaam groot hoofd, vinden wij niet erg mooi in vergelijking met de moderne rassen. Maar het is wel een voordeel voor ouderwetse rassen: ze hebben grote kaken en eten zodoende efficiënt.

Schofthoogte is maximaal 1,37 meter.

Alle kleuren zijn toegestaan met inbegrip van bont. De witte of vaalbruine manen komen veel voor. 

Moedig, meegaand, altijd vol energie en zelden nerveus, heeft de IJslander opmerkelijk stabiele karakter weten te behouden. Hij geeft het beste van zichzelf als hij onder vrij natuurlijke omstandigheden kan leven, bewegingsvrijheid heeft in contact staat met een kudde paarden. Zijn stoere kwaliteiten in de openlucht bewaard blijven.