Voeding 2

Pas als paarden in de categorieën L tot Z springen of dressuur lopen, telt dit tot middelzwaar werk met een extra energiebehoefte van 25 tot 50 procent van het omzetbehoud en een dagelijkse training met bijvoorbeeld 45 minuten stap, 45 minuten draf en 15 minuten galop. Wie echt zwaar werk verricht zijn de topsportpaarden, eventingpaarden, endurancepaarden of dressuur- en springpaarden in de hoge klassen. Zij hebben een extra energiebehoefte van 50 tot 100 procent van de onderhoudsbehoefte nodig. Het organisme heeft energie nodig voor thermoregulatie en voor het aanmaken van nieuw weefsel. Koolhydraten, vetten en overbodige eiwitten zijn belangrijke krachtstoffen voor ieder paard. Echter met mate. Een teveel leidt tot vervetting met gevolgen voor de gezondheid van veel organen. De verhouding tussen proteïnen en energie is voor het behoud van de paardengezondheid enorm belangrijk. Deze zou het liefst 5:1 moeten zijn. Als een tekort aan eiwitten is, heeft dit effect op het prestatievermogen en de groei van het paard. Het leidt tevens tot verzwakking van het immuunsysteem. Een teveel aan eiwitten kan echter tot vermeerdert aandrang tot plassen en tot verstoringen van de mineraalstofhuishouding leiden.

Een paard heeft anderhalf tot twee kilogram hooi per honderd kilogram lichaamsgewicht nodig. Daarnaast zijn de hongertijden tussen de maaltijden vaak te lang. Vijf uur kunnen al kritisch zijn. Drie maaltijden zijn het absolute minimum. s' Nachts moet de grootste hoeveelheid hooi worden gevoerd. Bij een kilo hooi worden ongeveer vier liter speeksel geproduceerd. Speeksel bevat belangrijke bicarbonaten, die een buffer vormen voor de maagwand. Als een paard lange tijd geen voer heeft gekregen, produceert het veel maagzuur. Als het dan meteen krachtvoer krijgt, bestaat het risico van verzuring. Daarom moet altijd eerst hooi en dan pas krachtvoer worden gevoerd. De calcium-fosfor verhouding is belangrijk (ideaal: 1,5 - 2,5:1), die is cruciaal voor de opbouw en het functioneren van het skelet. Een tekort aan zink is te zien aan schade aan huid, hoef en haar.

Bij de vitamines wordt onderscheid gemaakt tussen de vetoplosbare vitamines A, D, E en K, die voor de opbouw van weefselstructuren belangrijk zijn en de in water oplosbare vitamines B en C en andere vitamines die bijdragen aan de stofwisseling. Wortels bevatten extra veel Beta Carotine, dat door het lichaam omgevormd kan worden tot vitamine A en vooral in de winter erg belangrijk is.

De paardenmaag is bedoeld voor constante voeropname en produceert voortdurend maagzuur. Als langere tijd niet wordt gegeten, tast het opstijgende maagzuur de maagwanden aan. Dat kan wederom een maagslijmvliesontsteking (gastritis) veroorzaken, die zich in het ergste geval tot een maagzweer - het zogenaamde Equine Gastric Ulcer Syndrom (EGUS) - ontwikkelt.

Bij mineralen kan onderscheid worden gemaakt tussen macro- en sporenelementen. De belangrijkste macro-elementen zijn calcium, fosfor, magnesium, natrium, chloor en kalium. De belangrijkste sporenelementen: ijzer, koper, zink, mangaan, kobalt, jodium en selenium. Hoeveel calcium, fosfor, magnesium, natrium, chloor en kalium je paard nodig heeft, is afhankelijk van zijn lichaamsgewicht en van de prestatie die hij moet leveren. Het fosforgehalte neemt vooral toe door het voeren van granen en kan daardoor eenvoudig tot onevenwichtigheid leiden, omdat het de opname van calcium remt. Het paardenlichaam haalt dan het nodige calcium uit de botten om de overige organen te voorzien. Hierdoor kunnen de botten verweken. Ook de vruchtbaarheid lijdt onder een dergelijk tekort. Een teveel aan calcium is echter ook niet gezond voor het paardenlichaam. Bij een lichte overschrijding kan het lichaam de overbodige mineralen nog prima verdragen, maar bij grote overschrijdingen kunnen stenen in de afvoerende urinewegen (nier, blaas en urinebuis) ontstaan. Deze moeten chirurgisch worden verwijderd. Tijdens de vachtwissel is de behoefte aan zink groter. Een kopertekort is het gevolg van koperarme weiden en uit zich in pigmentstoringen en skeletaandoeningen. Vooral bij paarden die uitsluitend gras en hooi eten, ontstaat een tekort aan selenium. De gevolgen hiervan zijn onder andere afbraak van spieren en de bekende maandagziekte.

Magnesium is belangrijk voor het functioneren van veel enzymen in spier- en zenuwweefsels. Een tekort aan magnesium treedt zelden op, behalve bij zeer intensief bemeste weides. De gevolgen hiervan kunnen spiertrillingen en krampen zijn. Als je biotine geeft, moet je geduld hebben. Het duurt op zijn minst zes maanden voor de eerste tekenen van verbetering te zien zijn. En ook hier is de hoeveelheid belangrijk: een paard van vijfhonderd kilo heeft minstens vijftien gram biotine per dag nodig. Voor het verkrijgen van gezonde hoeven is biotine echter niet voldoende: essentiële vetzuren, aminozuren en vooral zink, koper en ijzer spelen een belangrijke rol.

Als er uitsluitend oud hooi en stro wordt gevoerd, leidt dit vaak tot een tekort aan vitamine E. De beschermlaag van het celmembraan verdwijnt er er ontstaan spier- en huidproblemen. De gevolgen zijn brokkelige hoeven en vatbaarheid voor infectieuze ziektes. Oude paarden hebben een grotere behoefte aan vitamines en mineralen. Zij hebben bijvoorbeeld twee keer zoveel vitamine A, B, C en E nodig. Daarnaast moeten ze ook meer zink, selenium en koper toegediend krijgen. Er zijn diverse senioren voeders op de markt, die exact zijn afgestemd op de behoeften van oudere paarden.

Hoe meer spierarbeid, hoe groter de behoefte aan vitamine E en selenium. Paarden die veel en sterk zweten, hebben een grotere behoefte aan natrium, chloor en kalium, die via het zweet worden uitgescheiden. Een zoutliksteen kan al veel problemen voorkomen. Als een paard echter intensief zweet, ligt de zoutbehoefte al gauw op tachtig tot honderd gram.

Zout is een van de belangrijkste mineralen die ene paard nodig heeft. Natrium en chloor zijn noodzakelijk voor een goede spijsvertering. Als een paard een tekort heeft aan deze zoutbestanddelen, uit zich dat in een gebrek aan eetlust, een dove vacht en afname van de weerstand. Paarden die niet voldoende zout binnenkrijgen, gaan op zoek naar zouten om hun tekorten aan te vullen. Je ziet deze paarden vaak aan stalmuren, stenen en hekken likken, in de hoop dat ze op die manier wat zout tot zich kunnen nemen. Omdat het onmogelijk is om de exacte zoutbehoefte van je paard te bepalen, is het raadzaam om in de paardenstal een liksteen op te hangen.

Wanneer je paard op de juiste manier gevoed wordt, uit zich dit onder andere in een glanzende vacht, een goede hoefgroei en goede prestaties. De ribben van je paard mag je met het blote oog niet zien, maar je mag ze wel met je handen voelen. De mest van je paard moet rond zijn en licht openbreken, zodra de grond wordt geraakt. Is je paard allergisch voor hooi? Dan is kuilvoer een goed alternatief. Voor paarden op leeftijd die geen hooi meer kunnen kauwen, zijn hooicobs een goede optie.

Het eten van grote hoeveelheden uit, sjalotjes, bieslook, prei of knoflook kan leiden tot koorts, buikloop, nierontstekingen, ontstekingen in het maagdarmstelsel of bloedarmoede. Knoflook in een beperkte dosering - bijvoorbeeld als poeder of olie - draagt bij aan een goede weerstand, een gezonde huid, gezonde luchtwegen en een goede bloedsomloop. Bovendien is de lucht van knoflook ideaal geschikt om insecten op afstand te houden. Ook koolsoorten zoals bloemkool, boerenkool, witte kool en spruitjes zijn - wanneer je ze in grote hoeveelheden aanbiedt - giftig. De stengels en bladeren van tomaten kun je beter ook niet voeren. 

Vitamine A zorgt voor extra weerstand en verhoogt de vruchtbaarheid van je paard. Daarnaast is vitamine A goed voor de ogen, botten, tanden en het huid- en hoornweefsel. Vitamine A helpt met de groei van paarden. Een overdaad aan vitamine A kan vergiftiging (hypervitamynose A) opleveren. Kenmerken van deze 'luxeziekte' zijn: pijn in de botten, droge slijmvliezen, beengebreken een een schilferigachtige huid.